Proefwerk Natuur 8 - Les 4 t/m 6

• Biologie / Verzorging
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Proefwerk Blokboek Natuur 8

Les 4 t/m 6

Les 4 - De huid

In welk rijtje vind je alleen organen?

1. Hart, longen, slagaders, nieren en darmen.
2. Hart, nieren, huid, lever en aorta.
3. Hart, darmen, lever, longen en poriën.
4. Hart, lever, nieren, longen en huid.

Wat is waar?

1. Het lichaam van een mens is 36 - 37 graden
2. De huid is ons grootste orgaan
3. Als het koud is, worden bloedvaten wijder
4. Iemand die ziek is, heeft 38 graden of meer

Leg uit: hoe komt het dat er verschillende huidskleuren zijn?
(Tip: gebruik het woord pigment in je antwoord)

Huid met haren

Dunne huid die zuurstof en water doorlaat.

Huid met slijm en schubben

Leerachtige huid met schubben

Sleep de tekst naar het plaatje

Waar of niet waar:
Na ongeveer 3 weken is je bovenste huidlaag helemaal vernieuwd

1. Waar
2. Niet waar

Als het warm is gaan we ......

Door de ..... in de huid kan het zweet naar buiten gaan.

Als het koud is, worden de ........ in de huid nauwer.

Les 5 - de seizoenen

Welke stelling is waar?

1. De aarde draait in 1 week om de zon.
2. De aarde draait in 1 jaar om zijn eigen as.
3. De aardas staat recht
4. Als het in het noorden winter is, is het zuiden zomer.

Schrijf de jaargetijden op

Begin rond 21 juni

Begin rond 21 september

Begin rond 21 maart

Begin rond 21 december

Wat hoort er bij de lente?

1. Vruchten rijpen
2. Groenblijvende bomen verliezen hun blad niet
3. Planten en dieren komen uit de winterrust
4. Trekvogels trekken weg

juni 

juli

augustus

september

oktober

november

maart

april

mei 

december

januari

februari

Lente

Winter

Zomer

Herfst 

Les 6 - Bloed

Hoeveel bloed heeft een volwassen mens normaal gesproken in zijn lichaam?

1. 2 - 4 Liter
2. 4 - 6 Liter
3. 6 - 8 Liter
4. 8 - 10 Liter

Wat is waar?

1. Bloed zorgt ervoor dat ons lichaam warm blijft
2. Bloed zorgt ervoor dat bacteriën tegen worden gehouden
3. Bloedplasma bestaat vooral uit water
4. Bloedplasma is een dikke vloeistof

Zet op volgorde van groot naar klein

1. Aders, slagaders en haarvaten
2. haarvaten, aders en slagaders
3. Slagaders, aders en haarvaten

Wat is niet waar?

1. In bloedplasma zitten meestal rode bloedcellen
2. De rode bloedcellen zorgen ervoor dat het zuurstof overal komt
3. In rode bloedcellen zit een kleurstof die je bloed rood maakt
4. De longen nemen zuurstof en koolstofdioxide op.

Hoe heten de plaatjes die ervoor zorgen dat jij een korstje krijgt als je bent gevallen?

Waarvoor zijn witte bloedcellen belangrijk?

1. Ze sluiten bacteriën in die binnen komen en doden ze
2. Ze zorgen dat het bloed stolt als we een wond hebben
3. Ze geven kleur aan ons lichaam
4. Ze vervoeren zuurstof naar alle delen van ons lichaam