This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Overzicht
Slide 1 - Slide
Werkwoordspelling
Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd moet spellen;
Je weet hoe je het voltooid deelwoord moet spellen.
Tijdens deze LessonUp komen de overige werkwoordsvormen aan bod. Na deze les kun je alle werkwoordsvormen benoemen en correct spellen.
Slide 2 - Slide
Je kent nu de volgende werkwoordsvormen: pv en vd. Welke werkwoordsvormen zijn er nog meer?
Slide 3 - Open question
Werkwoordspelling
- Je herkent de verschillende werkwoordsvormen;
- Je kent de spellingsregels bij deze werkwoordsvormen.
Aangaande werkwoordspelling wordt nu verwacht dat je alles herkent en alles foutloos kunt spellen.
Slide 4 - Slide
Grammatica
Om een woord goed te kunnen spellen, moet je eerst bepalen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt!
Slide 5 - Slide
Hij gelooft niet in een goede afloop.
A
pvtt
B
pvvt
C
od
D
vd
Slide 6 - Quiz
Pieter squashte elke week met Kees.
A
pvtt
B
pvvt
C
gw
D
bn
Slide 7 - Quiz
Hij werd geconfronteerd met haar tekortkomingen. Wat is de vorm van het 2e ww?
A
od
B
vd
C
gw
D
pvvt
Slide 8 - Quiz
Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- infinitief (inf.)
- gebiedende wijs (gw)
- onvoltooid deelwoord (od)
- voltooid deelwoord (vd)
- bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord (bn)
Slide 9 - Slide
Hoe herken je de werkwoordsvormen?
Alleen de persoonsvormen veranderen wanneer je de zin verandert in een andere tijd.
Slide 10 - Slide
Gebiedende wijs
Als in een zin een bevel of opdracht staat en die zin heeft geen onderwerp, dan staat de zin in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm die bestaat uit de stam van het werkwoord.
Verwarm de oven voor op 180 graden.
Verdwijn uit mijn ogen!
Slide 11 - Slide
... nog maar eens een oppas op zaterdagavond.
A
Vind
B
Vindt
Slide 12 - Quiz
Infinitief
Deze vorm van het hele werkwoord staat nooit op de plek van de persoonsvorm.
Ik wil daar niet aan denken.
Ik hoef daar niet aan te denken.
Ik kan daar niet aan denken.
Slide 13 - Slide
De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw
Slide 14 - Quiz
De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw
Slide 15 - Quiz
De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw
Slide 16 - Quiz
De meisjes stonden op hun tenen om te kunnenzien wat er gebeurde. Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw
Slide 17 - Quiz
Onvoltooid deelwoord
Je bent er nog mee bezig, het is nog niet voltooid.
Zingend fietste ik naar huis.
Huilend liep het meisje door de gang.
Hij antwoordde ontkennend op de gestelde vragen.
Je schrijft het infinitief + d(e).
Slide 18 - Slide
Vul in: Niets ... (vermoeden) liep hij naar huis.
Slide 19 - Open question
... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn.
A
Terugkijkend
B
Teruggekeken
C
Terugkijkendt
D
Terugkijkent
Slide 20 - Quiz
Benoem het dikgedrukte woord:
Vinden jullie het wel opwindend?
A
pvtt
B
vd
C
inf
D
od
Slide 21 - Quiz
Benoem het dikgedrukte woord:
Vinden jullie het wel opwindend?
A
pvtt
B
vd
C
inf
D
od
Slide 22 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord van werkwoord
Van een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken.
Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk, net als bijvoeglijke naamwoorden.
Het pas bestrate trottoir is nog niet toegankelijk.
Het bezorgde pakketje was voor mijn buurman.
Slide 23 - Slide
Noteer van de werkwoorden tussen haakjes eerst de werkwoordsvorm: pvtt, pvvt, inf, gw, od, vd of bn. Sinds de tandarts Eva heeft ... (adviseren) haar tanden beter te ... (verzorgen), ... (flossen) ze iedere avond trouw haar gebit.
Slide 24 - Open question
Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm. Sinds de tandarts Eva heeft ... (adviseren) haar tanden beter te ... (verzorgen), ... (flossen) ze iedere avond trouw haar gebit.
Slide 25 - Open question
Noteer van de werkwoorden tussen haakjes eerst de werkwoordsvorm: pvtt, pvvt, inf, gw, od, vd of bn. Kijk, nu ... (strompelen) dat arme paard met zijn ... (kneuzen) voet ... (aarzelen) dichterbij.
Slide 26 - Open question
Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm. Kijk, nu ... (strompelen) dat arme paard met zijn ... (kneuzen) voet ... (aarzelen) dichterbij.
Slide 27 - Open question
Noteer van de werkwoorden tussen haakjes eerst de werkwoordsvorm: pvtt, pvvt, inf, gw, od, vd of bn. Vanaf morgen ... (kunnen) bezoekers ... (genieten) van de pracht en praal in de pas ... (renoveren) villa.
Slide 28 - Open question
Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm. Vanaf morgen ... (kunnen) bezoekers ... (genieten) van de pracht en praal in de pas ... (renoveren) villa.