This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Je weet wat regelmatige werkwoorden zijn
Je kunt regelmatige werkwoorden vervoegen
Ich wohne in Groningen
Du wohnst in Groningen
Wir wohnen in Groningen
Sie wohnen in Groningen
Wat valt je op?
Om werkwoorden te kunnen vervoegen heb je een aantal dingen nodig.
- Je moet alle persoonlijke voornaamwoorden kennen
- Je moet weten wat de stam van het werkwoord is
enkelvoud:
ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
meervoud:
wij = wir
jullie = ihr
u = Sie
- hele werkwoord min -en/n
voorbeeld:
wohnen
stam: wohn
spielen
stam: spiel