Clase 2.10 - 3C - repaso es, tiene, hay, está

1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planificación: Hoy es ...
1. Reglas de la clase
5 min
2. Explicar las pruebas
10 min
3. Repaso: ¿Tú o usted?
10 min
4. Repaso: ser / estar / hay / tiene
15 min
5. Vocabulario
10 min
6. La próxima clase
5 min
Después de esta clase... (Na deze les...)
... ben je bijna klaar om de toets te maken.

Slide 2 - Slide

Reglas de la clase
  1. Je telefoon is thuis of in de kluis.
  2. Bij binnenkomst op je plek zitten, jas uit en tas van tafel.
  3. Je hebt altijd je spullen mee: boeken, schrift, pen, opgeladen device.
  4. Als een ander praat, ben je stil en luister je.
  5. Wanneer de docente uitleg geeft, zijn jullie stil en maken jullie aantekeningen in je schrift.
  6. We lachen elkaar niet uit.
  7. Je ruimt pas op als de docent dat aangeeft.
  8. Heb je een les gemist? Vraag aan klasgenoten om aantekeningen, welke opdrachten in te halen...

Slide 3 - Slide

Explicar las pruebas: toets
Luisteren, lezen, grammatica, vocabulaire (week 7, tweede les)

Slide 4 - Slide

Explicar las pruebas: 
¿Quién eres? (week 9, donderdag)

Slide 5 - Slide

Repaso: ¿Tú o usted?
Schrijf de antwoorden in je schrift:
  1. Wat is u in het Spaans?
  2. Hoe vorm je de usted-vorm met een werkwoord?
  3. Hoe vorm je de ustedes-vorm met een werkwoord?
  4. Wanneer gebruik je in het Spaans de beleefdheidsvorm?

Slide 6 - Slide

Repaso: ser y estar
ser
estar
- beschrijven
- eigenschappen
- karakter
- beroep
- nationaliteit
- plaatsbepaling
- gemoedstoestand

Slide 7 - Slide

Wat iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER

Slide 8 - Drag question

Qatar _____ en Asia.
A
es
B
está
C
hay

Slide 9 - Quiz

_____ tres museos en mi ciudad.
A
es
B
está
C
hay

Slide 10 - Quiz

¿En Valencia _____ playas?
A
es
B
está
C
hay
D
tiene

Slide 11 - Quiz

¡Hola! Yo _____ Marco.

A
eres
B
hay
C
estoy
D
soy

Slide 12 - Quiz

En Barcelona _____ playas bonitas.

Slide 13 - Open question

Ana _____ holandesa.

Slide 14 - Open question

¿ Tú _____ el amigo de Juan?
A
hay
B
estás
C
eres

Slide 15 - Quiz

¿Dónde _____ la ciudad de Amsterdam?
A
hay
B
es
C
está

Slide 16 - Quiz

Aquí _____ muchos supermercados.
A
son
B
hay
C
tiene
D
están

Slide 17 - Quiz

Pedro _____ español.
A
son
B
están
C
es
D
está

Slide 18 - Quiz

¡Hola! Este _____ Pablo.

A
eres
B
hay
C
es
D
soy

Slide 19 - Quiz

... gebruik je om een plaats te beschrijven.
... gebruik je om één of meer dingen te noemen (er is, er zijn).
... kan hetzelfde betekenen als hay, maar dan zeg je het op een andere manier.
... gebruik je om een plaats te bepalen.
hay
tiene
está
es

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Slide

La próxima clase


DEBERES:
- aprender todo de unidad 2
- aprender vocabulario unidad 2

Slide 22 - Slide