1. Je kunt een onderwerp bekijken vanuit verschillende dimensies.
2. Je kunt je onderbouwde mening geven over een aardrijkskundig probleem.
3. Je kunt kaarten lezen, analyseren en interpreteren.
4. Je kunt gebieden en verschijnselen vergelijken in ruimte en tijd.
5. Je kunt een geografisch beeld van een gebied vormen.
6. Je kunt relaties leggen tussen verschijnselen of gebieden.
7. Je kunt verschijnselen vergelijken.