3. Lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden (herhaling)

Lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Verwerkingles praktijkopdrachtVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Aan het eind van de les kun je de regels voor lidwoorden toepassen.
- Aan het eind van de les begrijp je dat het lidwoord de schrijfwijze van een bijvoeglijk naamwoord bepaalt en pas je deze kennis toe.

Slide 2 - Slide

DE
het kind

Slide 3 - Slide

DE

Slide 4 - Slide

HET

Slide 5 - Slide

HET

Slide 6 - Slide

Alle andere woorden
Als je niet zeker bent, zoek de woorden dan op.
Dit kan bijvoorbeeld op: 
https://woordenlijst.org/#/

Slide 7 - Slide

Oefenen
De praktijkopdracht ging over post.
Je ontvangt naast brieven ook reclame in je brievenbus. 

Wat zie je?
Schrijf de naam van het product en het lidwoord (de/het) op. 

Slide 8 - Slide

het frikandelbroodje
de frikandelbroodjes
de eierkoek
de eierkoeken
de koffiepads
de appelflap
de appelflappen
de yoghurt
de koffie
de chocolademousse
de kwark
het water
.....koffiepads

.....yoghurt

.....chocolademousse

..... kwark

.....eierkoek
......eierkoeken



....frikandelbroodje
...frikandelbroodjes

.... appelflap
..... appelflappen

....koffie

...... water

Slide 9 - Slide

de laptop
de asperges
het zwembad
de pizzaoven

Slide 10 - Slide

vakantiefolders
....stad
.... taxi

Slide 11 - Slide

nog meer vakantiefolders

Slide 12 - Slide

nog meer....
.....stewardess
... Alpen

Slide 13 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
Het boek is klein
Het kleine boek
Een klein boek

Slide 14 - Slide

Uitleg

Slide 15 - Slide

Uitleg
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- het gouden horloge
- een papieren tas
de zijden bloemen
- de houten tafel


Slide 16 - Slide

Uitleg
Het bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord
 (verven --> geverfd) - het geverfde huis
(koken--> gekookt) - de gekookte groenten
(bakken--> gebakken) - het gebakken brood


Slide 17 - Slide

Benoem het product en beschrijf
voorbeeld: 
De komkommer
De groene komkommer
Een groene komkommer
De lange groene komkommer




Slide 18 - Slide

Benoem het product en beschrijf
voorbeeld:
Het achterlicht
Het rode  achterlicht
Een  rood achterlicht

Slide 19 - Slide

Kijk naar het plaatje.  Wat zie je? Maak zinnen met een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 20 - Slide

Evaluatie
Weet je wanneer je de/het moet schrijven?
Weet je hoe je een bijvoeglijk voornaamwoord moet schrijven?
Kun je dit? 

Wat vind je nog moeilijk?


Slide 21 - Slide