7.2 Oorzaken van criminaliteit

Maatschappijleer
Oorzaken van criminaliteit 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Maatschappijleer
Oorzaken van criminaliteit 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
  • Weet je wat de oorzaken van criminaliteit zijn. 

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding? 

Slide 3 - Slide

Instructie
 De vijf belangrijkste oorzaken van crimineel gedrag:
  

  • Een slechte opvoeding
  • Groepsgedrag
  • Alcohol of drugs
  • Spijbelen en schooluitval
  • Biologische factoren

Deze oorzaken worden ook wel als riscofactoren gezien. 
Risicofactoren - dingen die het risico vergroten dat iemand een crimineel wordt

Slide 4 - Slide

Slechte opvoeding / groepsgedrag 

Wanneer mensen in je omgeving, bijvoorbeeld je ouders, familieleden of vrienden, crimineel gedrag vertonen, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.

  • Als je vrienden regelmatig spullen vernielen, ga je daar misschien aan meedoen.
  • Dit geldt ook natuurlijk ook voor andere overtredingen en misdrijven.
 


Slide 5 - Slide

Alcohol / drugs

  • Onder invloed van alcohol en drugs kun je sneller crimineel verdrag vertonen. Denk bijvoorbeeld aan geweld!
  • Bij 40 procent van de misdrijven is er alcohol gedronken. 

 

Slide 6 - Slide

Spijbelen en schooluitval 

Jongeren zonder diploma en jongeren die vaak spijbelen komen vaker in aanraking met justitie.

Kun jij uitleggen waarom jongeren die veel spijbelen of de school verlaten zonder diploma vaker crimineel worden? 

Slide 7 - Slide

Biologische factoren 

Sommige mensen hebben een stoornis waardoor ze eerder crimineel gedrag vertonen. Van alle veroordeelden die in de gevangenis hebben gezeten, is 95 procent een man.

Slide 8 - Slide

Maatschappelijke oorzaken 

  • Slechte leefomstandigheden: in sommige gemeentes en wijken is meer armoede, werkloosheid en onderwijsachterstand.
  • Minder strenge normen: stelen wordt ‘minder erg’ gevonden dan vroeger.
  • Weinig controle: niet overal hangen bewakingscamera’s; mensen zeggen er niet altijd iets van als ze iemand iets zien stelen.


Slide 9 - Slide

Begeleid inoefenen

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Opdracht 3, 4, 5, 6, 8 + samenvatting 
Blz. 171 t/m 173 

Slide 11 - Slide

Evaluatie - huiswerk 

Slide 12 - Slide