Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling woordsoorten: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord.
  • Herhaling zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  • Quizlet woorden 2.5


Slide 2 - Slide

Benoem alle bepaalde lidwoorden

Slide 3 - Open question

Noem alle onbepaalde lidwoorden

Slide 4 - Open question

Benoem de zelfstandige naamwoorden van deze zin: Ik heb een grote televisie op mijn kamer.

Slide 5 - Open question

Benoem wat is in deze zin een bijvoeglijk naamwoord?
Mijn auto is groen van binnen.
A
Auto
B
Binnen
C
Groen
D
Mijn

Slide 6 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 7 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 8 - Quiz

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 9 - Open question

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 10 - Drag question

Zelfstandig werkwoord
  • Het allerbelangrijkste werkwoord in een zin.
  • In een zin met maar 1 werkwoord is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord.
  • De persoonsvorm in een zin met 1 werkwoordis een zelfstandig werkwoord.
Voorbeeld:
Ik koop een gebakje.
Je kunt naar school lopen

Slide 11 - Slide

Hulpwerkwoord
  • Bij meerdere werkwoorden in een zin, staat het zelfstandig werkwoord achteraan. 
  • De overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. Ze helpen de zin naar het zelfstandig werkwoord toe.
Voorbeeld:
Ik zou je een hand kunnen geven.

Slide 12 - Slide

Wat voor werkwoord is het werkwoord Moet?
De volgende keer moet je beter opletten.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Welk woord is hier een zelfstandig werkwoord?
Ik kom je vanavond ophalen.
A
Ik
B
Kom
C
Vanavond
D
Ophalen

Slide 14 - Quiz

Benoem alle werkwoorden:
Dit weekend heb ik nieuwe boeken gekocht.

Slide 15 - Open question

Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou

willen

kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 16 - Drag question

Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen 
hadden

kunnen

meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 17 - Drag question

Hij heeft die opdracht moeten maken. 
heeft

moeten

maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 18 - Drag question

Noteer alle werkwoorden van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 19 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 20 - Open question

Noteer het zww van de zin.
Op koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.

Slide 21 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord uit de volgende zin? Sanne wilde graag haar moeder helpen.

Slide 22 - Open question

Ik snap het verschil tussen een zww en een hww.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll