Economie: Schaarste, belastingen en marktvormen

Economie: Schaarste, belastingen en marktvormen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Economie: Schaarste, belastingen en marktvormen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan de mavo 4 leerling uitleggen wat schaarste is, marktvormen benoemen, belastbaar inkomen berekenen, belasting box 1 berekenen, belasting box 3 berekenen, het verschil tussen nivellering en de denivellering uitleggen, het verschil uitleggen tussen een vrijemarkteconomie en een planeconomie, minimumprijzen en maximumprijzen uitleggen, en de Lorenz curve aflezen.

Slide 2 - Slide

De leerdoelen staan centraal in deze les. Bespreek deze aan het begin van de les en controleer of de leerlingen de doelen begrijpen.
Wat betekent het woord schaarste in de economie?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Schaarste
Schaarste in de economie betekent dat er middelen (tijd of geld) moeten worden opgeven om in je behoefte te voorzien.

Slide 5 - Slide

Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van schaarse goederen en diensten en laat ze uitleggen waarom deze schaars zijn.
Welke marktvormen ken je?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Marktvormen
Er zijn verschillende marktvormen, zoals de monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie en volledige mededinging. Elke marktvorm heeft zijn eigen kenmerken en prijsvorming.

Slide 9 - Slide

Leg de kenmerken van elke marktvorm uit en bespreek de prijsvorming. Laat de leerlingen voorbeelden geven van bedrijven die bij elke marktvorm horen.
Wat is het belastbaar inkomen?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Belastingen
Belastingen worden geheven om de overheidsuitgaven te financieren. Het belastbaar inkomen is het inkomen waarover belasting moet worden betaald.

Slide 13 - Slide

Leg uit waarom belastingen worden geheven en hoe het belastbaar inkomen wordt berekend. Bespreek de verschillende soorten belastingen, zoals inkomstenbelasting en btw.
Welke belasting betaal je in box 1?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Belasting box 1
Belasting box 1 gaat over het belastbaar inkomen uit werk en woning. Dit wordt belast tegen een progressief tarief. Dit houdt in dat mensen die meer verdienen procentueel ook meer belasting betalen.

Slide 16 - Slide

Leg uit wat belasting box 1 is en hoe het tarief wordt berekend. Bespreek de aftrekposten die van invloed zijn op het belastbaar inkomen.
Welke belasting betaal je in box 3?

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Belasting box 3
Belasting box 3 gaat over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Dit wordt belast tegen een vast tarief.

Slide 19 - Slide

Leg uit wat belasting box 3 is en hoe het tarief wordt berekend. Bespreek de vrijstellingen die van invloed zijn op de belasting.
Wat is het verschil tussen nivelleren en denivelleren?

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Nivellering en denivellering
Nivellering betekent het verkleinen van inkomensverschillen, terwijl denivellering het vergroten van inkomensverschillen betekent.

Slide 22 - Slide

Leg uit wat nivellering en denivellering betekent en bespreek de verschillende manieren waarop de overheid deze kan stimuleren of tegengaan.
Welke drie belastingprincipes zijn er?

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een vrijemarkt en plan economie?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Vrijemarkteconomie
Een vrijemarkteconomie is een economie waarin vraag en aanbod de prijs bepalen en de overheid zich niet bemoeit met de economie.

Slide 27 - Slide

Leg uit wat een vrijemarkteconomie is en bespreek de voor- en nadelen van deze economie. Bespreek ook het verschil met een planeconomie.
Planeconomie
Een planeconomie is een economie waarin de overheid de prijzen bepaalt en de productie en verdeling van goederen en diensten controleert.

Slide 28 - Slide

Leg uit wat een planeconomie is en bespreek de voor- en nadelen van deze economie. Bespreek ook het verschil met een vrijemarkteconomie.
Wat is het verschil tussen een maximum en minimumprijs?

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Minimumprijzen
Een minimumprijs is een prijs die de overheid vaststelt en die hoger is dan de marktprijs (evenwichtsprijs). Dit kan leiden tot overschotten. Hiermee wordt de producent beschermt.

Slide 31 - Slide

Leg uit wat een minimumprijs is en bespreek de gevolgen van deze prijsvorming. Bespreek ook de voor- en nadelen van minimumprijzen.
Maximumprijzen
Een maximumprijs is een prijs die de overheid vaststelt en die lager is dan de marktprijs. Dit kan leiden tot tekorten. Hiermee wordt de consument beschermt.

Slide 32 - Slide

Leg uit wat een maximumprijs is en bespreek de gevolgen van deze prijsvorming. Bespreek ook de voor- en nadelen van maximumprijzen.
Wat laat de Lorenz curve zien?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Lorenz curve
De Lorenz curve is een grafische weergave van de inkomensverdeling in een land. Het geeft aan hoeveel procent van het inkomen in handen is van een bepaald percentage van de bevolking.

Slide 35 - Slide

Leg uit wat de Lorenz curve is en bespreek de betekenis van de curve. Laat de leerlingen oefenen met het aflezen van de curve.
Wat is een vrijemarkteconomie?
A
Een economie waarin vraag en aanbod de prijs bepalen en de overheid zich actief bemoeit met de economie
B
Een economie waarin vraag en aanbod de prijs bepalen en de overheid zich niet bemoeit met de economie
C
Een economie waarin de overheid de prijzen bepaalt en de verdeling van goederen en diensten controleert
D
Een economie waarin de overheid de prijzen bepaalt en de productie controleert

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen nivellering en denivellering?
A
Nivellering en denivellering hebben hetzelfde doel
B
Nivellering verkleint inkomensverschillen, denivellering vergroot deze
C
Nivellering en denivellering hebben betrekking op de prijsvorming
D
Nivellering vergroot inkomensverschillen, denivellering verkleint deze

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent schaarste in de economie?
A
Behoeften die zonder middelen vervuld kunnen worden
B
Overvloed van middelen in de economie
C
Geen noodzaak om middelen op te offeren
D
Opoffering van middelen om in behoeften te voorzien

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de afbeeldingen bij de correcte marktvorm.
monopolie
oligopolie
volkomen concurrentie
monopolistische concurrentie

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

De afzet (omzet) van een bedrijf in procenten van de totale afzet (omzet) op de markt
Afspraken tussen bedrijven om hun onderlinge concurrentie te beperken.
Marktvorm met maar één aanbieder.
Marktvorm met veel aanbieders van heterogene producten.
Kartel
Marktaandeel
Monopolie
Monopolistische concurrentie

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 41 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 42 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 43 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.