Modalverben müssen & wollen
müssen = moetenwollen = willen
Je kunt al zeggen wat je graag doet, bijvoorbeeld: 'Ich mag Comics lesen.'
Maar met 'müssen' und 'wollen' kun je uitdrukken wat je wilt doen maar misschien niet doet omdat je iets anders moet doen:
Tim will Comics lesen, aber (maar) er muss Hausaufgaben machen.