Grammar Unit 3.4 Future

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2-4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

          4 soorten future

1
2
3
4
Bij vastgestelde tijden
Dingen die je snel hebt afgesproken en waarbij 
alles is afgesproken (tijd, plaats, met wie etc)
Alle zinnen waarbij je in het Nederlands zullen of zal gebruikt
Alle zinnen waar je in het Ned. gaan gebruikt

Slide 2 - Slide

1
 Present
simple
tijden staan vast:
                - schema
                - rooster
                - dienstregeling

Slide 3 - Slide

Gebruik: tijden staan vast, denk aan:
                - schema
                - rooster
                - dienstregeling

 hele werkwoord
 Let op: he/she/it = hele werkwoord + s

Slide 4 - Slide

3
zinnen waar je in het Ned. zullen of zal gebruikt
  • Beloftes
  • dingen die je aanbied
  • voorspellingen zonder bewijs 
  • spontane beslissingen

Slide 5 - Slide

Future = will
I will not read
you will not swim
he will not write
we will not sing
you will not dance
they will not walk

Slide 6 - Slide

will + not = WON'T

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zinnen waar je in het Nederlands 'gaan' gebruikt 
  • je bent iets van   plan
  • Je ziet iets aankomen
4

Slide 9 - Slide

Future = to be going to
Am I going to read ?
Are you going to swim?
Is he going to write?
Are we going to sing?
Are you going to dance?
Are they going to walk ?

Slide 10 - Slide

Future = to be going to
I am not going to read
you are not going to swim
he is not going to write
we are not going to sing
you are not going to dance
they are not going to walk

Slide 11 - Slide


A
present simple
B
present continuous
C
will/shall
D
to be going to

Slide 12 - Quiz


I am having a party 
this weekend
A
present simple
B
present continuous
C
will/ shall
D
to be going to

Slide 13 - Quiz


A
present simple
B
present continuous
C
will/ shall
D
to be going to

Slide 14 - Quiz