2. Verschijningsvorm-Voorstelling-Vormgeving

De drie V's
Verschijningsvorm
Voorstellingsaspecten
Vormgevingsaspecten
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De drie V's
Verschijningsvorm
Voorstellingsaspecten
Vormgevingsaspecten

Slide 1 - Slide

Verschijningsvorm
AUTONOME KUNST
Een ontwerp dat als enig doel heeft kunst te zijn
 zoals een schilderij, beeldhouwwerk, kunstfoto, video, installatiekunst en performancekunst

TOEGEPASTE KUNST
Een ontwerp dat naast kunst ook nog een gebruiksfunctie heeft, zoals mode, posters/affiche, architectuur of designmeubels. 

Slide 2 - Slide

Autonome kunst
Toegepaste kunst

Slide 3 - Slide

Voorstelling en Vormgeving

Slide 4 - Slide

Voorstelling = WAT
Vormgeving = HOE
Voorstelling
  • Figuratief
  • Geabstraheerd
  • Abstract
  • Non-figuratief
  • Gestileerd
  • Realistisch
Vormgeving: Beeldaspecten
  • Vorm
  • Licht
  • Ordening/ Compositie
  • Ruimte
  • Kleur
  • Textuur
Materialen
Technieken
Hanteringswijze

Slide 5 - Slide

Welke van deze begrippen ken je al?
Ken ik al
Wat was het ook alweer?
Voorstelling
Vormgeving
Figuratief
Gestileerd
Geabstraheerd
Plasticiteit
Textuur
Abstract
Beeldaspecten
Hanteringswijze
Non-figuratief

Slide 6 - Drag question

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip
Figuratief
Geabstraheerd

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

Toepassen
Voorstelling
Wat zie je?
Figuratief/ abstract?


Vomgevingsaspect
V
L
O
R
K
T

 

Slide 9 - Slide

Toepassen
Voorstellingsaspect 
Wat zie je voor je?

De rennende hond  en de voeten van een vrouw
Vomgevingsaspect
Welke beeldende truc?
 
Lijn : De herhalende lijntjes             zorgen voor beweging

Slide 10 - Slide

Voorstelling?
Abstract of figuratief?

Slide 11 - Slide

Voorstellingsaspect?
De grote pompoen
figuratief, want herkenbaar

Slide 12 - Slide

Ezelsbruggetje
Zo onthoud je de vormgevingsaspecten!

VLORKT

Vorm - Licht - Lijn - Ordening(=compositie)- 
Ruimte - Kleur-Textuur

Slide 13 - Slide

Vormgevingsaspect?
Noem altijd eerst het beeldaspect uit het rijtje VLORKT en geef dan een toelichting

Vorm: 
of
Licht: 

Slide 14 - Slide

Vormgevingsaspect?
Noem altijd eerst het beeldaspect uit het rijtje VLLORKT en geef dan een toelichting

Kleur: De gele pompoen
of
Vorm: Een organische vorm

Slide 15 - Slide

Doe het zelf

Slide 16 - Slide

Noem nu een voorstellings-
aspect van het schilderij

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Noem nu 3 vormgevingsaspecten van
het schilderij en
gebruik het ezelsbruggetje

Slide 19 - Open question




Bekijk de twee schilderijen goed. 
Hierna volgen vragen over de voorstelling en de vormgeving.
Je moet de overeenkomsten vinden.

Slide 20 - Slide

Wat zijn de overeenkomsten in de voorstelling?

Slide 21 - Open question




Bekijk de twee schilderijen goed. 
Hierna volgen vragen over de voorstelling en de vormgeving.
Je moet de overeenkomsten vinden.

Slide 22 - Slide

Wat zijn de overeenkomsten in vormgeving?
(Eerst beeldaspect dan de uitleg)

Slide 23 - Open question




Bekijk de twee schilderijen nog eens 
Welke verschillen zie je in de vormgeving?

Slide 24 - Slide

Welke verschillen in vormgeving? (Eerst beeldaspect dan de uitleg)

Slide 25 - Open question



Vraag over hanteringswijze  = 
de manier waarop de kunstenaar met 
materiaal en gereedschap omgaat.

Slide 26 - Slide

Welk verschil in hanteringswijze ? Toelichten voor beide schilderijen.

Slide 27 - Open question




Bekijk de kunstwerken goed. 
Welke verschijningsvormen zie je?

Slide 28 - Slide

Welke verschijningsvorm(en) zie je?
wat is het?

Slide 29 - Open question




Bekijk de kunstwerken opnieuw. 
Welke verschillen zie je in de voorstelling en vormgeving?

Slide 30 - Slide

Welke verschillen in voorstelling?
wat zie je?

Slide 31 - Open question

Welke verschillen in vormgeving? (Eerst beeldaspect dan de uitleg)

Slide 32 - Open question




Bekijk deze stillevens:
Welke verschillen zie je in voorstelling en de vormgeving?

Slide 33 - Slide

Welke verschillen in voorstelling?
wat zie je?

Slide 34 - Open question

Welke verschillen in vormgeving? (Eerst beeldaspect dan de uitleg)

Slide 35 - Open question

lesdoel bereikt?
Als de laatste vragen geen probleem waren dan weet je wat er bedoeld wordt met de 3 V's
Verschijningsvorm-Voorstelling-Vormgeving
en kun je gebruik maken van het ezelsbruggetje VLLORKT

Slide 36 - Slide