What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
M3 Kapitel 11 (pers vnw) en Wörterlisten D-N
Voorzetsels & Naamvallen
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels & Naamvallen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen :
kennen
1. Je kent de
persoonlijke voornaamwoorden
in de eerste naamval.
2. Je weet hoe je de
4e naamval vindt
.
3. Je kent de
persoonlijke voornaamwoorden
in de
4e naamval
.
4. Je kent
de voorzetsels
van de
vierde naamval
.
Slide 2 - Slide
Onderwerp?
Wie/wat + gezegde
gezegde zijn alle werkwoorden in de zin
Slide 3 - Slide
Persoonlijk voornaamwoorden 1e naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er sie es wir ihr sie Sie
Ik
kom morgen ook.
ik
= onderwerp
= altijd het onderwerp!!
(vraag: wie + persoonsvorm)
Kan een zelfstandig naamwoord vervangen
Slide 4 - Slide
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 5 - Quiz
Lijdend Voorwerp?
hhgghhj
Wie/wat + gezegde + Onderwerp
Slide 6 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
Ich besuche ihn morgen.
. ihn = lijdenvoorwerp
Voorzetsels behorend bij 4e naamval:
durch, für, gegen, ohne, um
Voorbeeld
:
Du bist
gegen
mich
.
Er hat
für
euch
schon bezahlt.
Slide 7 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij
u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich
dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Slide 8 - Slide
Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval
De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel: lijdend voorwerp/Akkusativ
d
urch
o
hne
f
ür
g
egen
u
m
b
is
ezelsbruggetje =
DOFGUB
Slide 9 - Slide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 10 - Drag question
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 11 - Drag question
Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder
om
tot
durch
für
gegen
ohne
um
bis
Slide 12 - Drag question
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 13 - Quiz
Wir haben (hem) besucht.
A
ihm
B
ihn
C
er
Slide 14 - Quiz
Kennst (jij)..... (hen) .....?
A
du - ihnen
B
dir - ihnen
C
dir - Sie
D
du - sie
Slide 15 - Quiz
Ich spiele ....... (tegen hem)
A
gegen er
B
gegen ihm
C
gegen ihn
Slide 16 - Quiz
......... (door hen) wird mein Zimmer gemütlich
A
durch sie
B
durch ihnen
Slide 17 - Quiz
......... (zonder jou) möchte ich hier nicht wohnen.
A
ohne du
B
ohne dir
C
ohne dich
Slide 18 - Quiz
Ich liebe meine Katze und kümmere mich gern ......... (om haar)
A
um Sie
B
um Ihnen
C
um ihnen
D
um sie
Slide 19 - Quiz
Der Sturm kommt nicht ........ (tot jullie)
A
bis ihr
B
bis euch
Slide 20 - Quiz
Ohne.........(jou) gehe ich nicht zu dieser Party
A
du
B
dich
C
dir
Slide 21 - Quiz
Wer hat ........ (hem) gesehen?
timer
0:30
Slide 22 - Open question
......... (zij) hat den Ball gekauft.
timer
0:30
Slide 23 - Open question
Wann haben Sie ......... (ons) gesehen?
timer
0:30
Slide 24 - Open question
Ich habe ......... (jou) gestern in der Stadt gesehen.
timer
0:30
Slide 25 - Open question
Die Frau hat .......... (jullie) nicht erkannt.
timer
0:30
Slide 26 - Open question
Wir sind ohne ......... /hem) nach Berlin gefahren.
timer
0:30
Slide 27 - Open question
Maak een keuze!
Ich kenne du / dich
A
du
B
dich
Slide 28 - Quiz
Maak een keuze!
Kennst du ihn / er
A
ihn
B
er
Slide 29 - Quiz
Peter und Petra, ich lade (jullie) ein.
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 30 - Quiz
1/3
(Ik) ... lade Anna auch ein.
Slide 31 - Open question
2/3
Wartest ... (jij) schon lange?
Slide 32 - Open question
3/3
Reitet ... (jullie) immer zusammen?
Slide 33 - Open question
Die Geschichte geht um (hen) _____.
A
ihn
B
sie
C
Sie
D
ihr
Slide 34 - Quiz
Ik ken de naamvallen al goed.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 35 - Poll
More lessons like this
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education
A2b 6.4. K6 C
April 2022
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
P3 Les 9 Pers vnw + vz 4e nv
March 2023
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
Persoonlijke vnw met voorzetsels 4e naamval
August 2023
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
October 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2