De hoofdpersoon is de figuur over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat hij/zij denkt of voelt.
Je kunt de hoofdpersoon op twee verschillende manieren beschrijven: uiterlijk en innerlijk.
Uiterlijk = Hoe iemand eruit ziet,: lang, slank, bruine ogen, etc.
Innerlijk = Hoe iemand is: zijn karaktereigenschappen, bijvoorbeeld: vrolijk, slordig etc.
Let op: Geef altijd voorbeelden uit het boek waarom jij denkt dat jouw hoofdpersoon deze karaktereigenschappen heeft.