avoir 27 nov

vertaal: j'ai
A
jij hebt
B
jullie hebben
C
ik heb
D
hij heeft
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

vertaal: j'ai
A
jij hebt
B
jullie hebben
C
ik heb
D
hij heeft

Slide 1 - Quiz

vertaal: avoir
A
zijn
B
hebben
C
gaan
D
maken

Slide 2 - Quiz

vertaal: il a
A
jij hebt
B
jullie hebben
C
ik heb
D
hij heeft

Slide 3 - Quiz

vertaal: vous avez
A
jij hebt
B
jullie hebben
C
ik heb
D
hij heeft

Slide 4 - Quiz

Vertaal: elles ont
A
wij hebben
B
u heeft
C
jij hebt
D
zij hebben

Slide 5 - Quiz

werkwoord AVOIR
werkwoord
onregelmatig
hebben



Slide 6 - Slide

Vertaal: vous avez
A
wij hebben
B
u heeft
C
jij hebt
D
zij hebben

Slide 7 - Quiz

Vertaal: ils ont
A
wij hebben
B
u heeft
C
jij hebt
D
zij hebben

Slide 8 - Quiz

Vertaal: J'ai un chien.

Slide 9 - Open question

Vertaal: Jij hebt een hond.

Slide 10 - Open question

j'ai
tu as
il a
elle a
nous avons
vous avez / enkelvoud
vous avez / meervoud
ils ont
ik hebt
jij hebt
hij heeft
zij heeft
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben

Slide 11 - Drag question

j'ai
tu as
il a
elle a
nous avons
vous avez / enkelvoud
vous avez / meervoud
ils ont
ik hebt
jij hebt
hij heeft
zij heeft
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben

Slide 12 - Drag question

boek je boek: luisteroefeing
pagina 48
excercice 8B


Slide 13 - Slide

Verbe AVOIR

Slide 14 - Slide