What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Haben en sein werden 2
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Welche Tiere (auf Deutsch)
kennt ihr schon?
Slide 5 - Mind map
het werkwoord 'werden'
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
Slide 6 - Drag question
werden
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
werde
Slide 7 - Quiz
welke 2 betekenissen heeft werden?
Slide 8 - Open question
werden
Du ........... morgen 10 oder?
A
werde
B
wirst
C
werdest
D
wird
Slide 9 - Quiz
Weil er immer gesund isst, ist Tom sehr groß ................... (werden)
Slide 10 - Open question
Ik ken nu alle persoonlijke voornaamwoorden
A
Ja
B
Nein
Slide 11 - Quiz
Ik ken nu de vormen van "haben en sein"
A
Ja
B
Nein
Slide 12 - Quiz
Ik ken de vormen van "werden"
A
ja
B
nein
Slide 13 - Quiz
Waarop moet je letten als de stam
op een -d / -t / -m / - n eindigt?
Slide 14 - Mind map
Hoe maak ik een voltooid deelwoord in het Duits
als de stam eindigt op D of T?
A
ge - stam - t
B
ge-esttenten-et
C
ge-stam-et
D
ge-hele ww - et
Slide 15 - Quiz
Bij een zwak werkwoord (ott) met stam op d/t voeg ik een -e toe vóór de uitgangen bij:
A
ich, du, ihr
B
du, er, sie ,es, ihr
Slide 16 - Quiz
Hoe maak ik het VOLTOOID DEELWOORD in het DUITS ( bij de regelmatige werkwoorden)?
A
ge+stam+d/t
B
ge+ stam+ t
C
ge+ hele werkwoord+ t
D
ge+ estenten+ t
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er als de stam van een werkwoord op een -s, -ß of -z eindigt, zoals bij reisen, heißen of tanzen?
A
komt er een -e bij du/er-sie-es/ihr
B
gebeurt er niets
C
vervalt de -s bij du
D
komt er bij er-sie-es een extra -s
Slide 18 - Quiz
Welk woord is een hulpmiddel bij regelmatige werkwoorden?
A
Feesttent
B
Feestent
C
Feesttenten
D
Feesttentje
Slide 19 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Eltern (kommen) Morgen.
A
kommen
B
kommt
C
bekommst
D
komme
Slide 20 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche
Slide 21 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft
Slide 22 - Quiz
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst
Slide 23 - Quiz
De uitgangen (fe)- e st t en t en-
doe ik niet bij zwak werkwoorden (ott) met d/t of -s,ss,z,ß klank
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Maak eerst de oefentoets op Trabitour.
Slide 25 - Slide
Maak eerst de oefentoets op Trabitour.
deze les inleveren.
Slide 26 - Slide
More lessons like this
haben, sein werden en modale werkwoorden
November 2017
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Zwakke werkwoorden OTT - stam op -d/-t of sisklank
November 2023
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
TL3 DUITS: basis werkwoorden OTT
October 2022
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Regelmatig werkwoord
September 2024
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo lwoo, mavo
Leerjaar 2
regelmatige werkwoorden + d/t + ss/s/z/ß.
November 2021
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
KT2: regelmatige werkwoorden
May 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
Kapitel 1 Grammatik A+B Regelmatige werkwoorden
September 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
4H sterke werkwoorden oefenen
January 2021
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4