This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Raadseltjes vooraf...
Slide 1 - Slide
Het heeft een been, maar het kan niet lopen. Het heeft twee vleugels, maar het kan niet vliegen. Het draagt een bril, maar het kan niet zien. Het heeft haar, maar het kan niet gekamd worden?
timer
0:30
Slide 2 - Open question
Het begint met een ‘t’, het zit vol met ‘t’ in en eindigt met een ‘t’. Wat is dit?
timer
0:30
Slide 3 - Open question
Degene die het koopt, wil het niet. Die het heeft, die weet het niet. Wat is dat?
timer
0:30
Slide 4 - Open question
Oefenen met examenteksten
Tekst doelen
Tekstsoorten
Leesstrategieën
Beeld en opmaak
Feiten en meningen
Indeling van een tekst
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 5 - Slide
Ik zou het onderwerp van de tekst kunnen vinden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 6 - Poll
Ik zou de hoofdgedachte van de tekst kunnen vinden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 7 - Poll
Ik zou het tekstdoel van een tekst kunnen noemen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 8 - Poll
Ik zou de tekstsoort van een tekst kunnen noemen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 9 - Poll
Ik zou feiten en meningen uit elkaar kunnen houden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Ik zou feiten en meningen uit elkaar kunnen houden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 11 - Poll
Ik zou tekstverbanden en signaalwoorden kunnen aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 12 - Poll
Ik heb vraag 7 t/m 14 van tekst 2 gemaakt
Ja, alle vragen
nou, bijna alle vragen
alleen de eerste vragen
nee, ik heb er geen gemaakt
Slide 13 - Poll
Antwoorden
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Welke vraag wil je bespreken?
Slide 17 - Open question
Tekst
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Welke zin in deze alinea is GEEN citaat?
A
De mensen in ...toch?
B
Sterker nog... te komen.
C
Hoeveel verdienen... kopen?
D
Al je ze daar... geld omgaan.
Slide 21 - Quiz
'Aangezien dit in de praktijk niet altijd gebeurt, heeft school ook een meehelprol.' Welk tekstverband zit hierin?
A
Opsommend
B
Redegevend
C
Tegenstellend
D
Volgorde in tijd
Slide 22 - Quiz
Uit de bron kun je ook al informatie over de tekstsoort halen. Wat voor een soort tekst is dit?
A
Instructie
B
Column
C
Artikel
D
Advertentie
Slide 23 - Quiz
Wat is het doel van de schrijver met deze tekst?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overtuigen
Slide 24 - Quiz
Hoe goed snap ik nu wat ik moet kennen en kunnen aan tekstbegrip?