LSJ H2 U1 passé composé les 2

Bienvenue 
Lundi 25 septembre
Aan het einde van de les, kan ik:
  • uitleggen hoe je de passé composé vormt
  •  zeggen in het Frans wat ik de afgelopen week heb gedaan 
 
Programma:
  • Brainstorming 
  • Opdrachten op LessonUp 
  • Gesprekjes
  • Huiswerk en exit ticket op Socrative

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue 
Lundi 25 septembre
Aan het einde van de les, kan ik:
  • uitleggen hoe je de passé composé vormt
  •  zeggen in het Frans wat ik de afgelopen week heb gedaan 
 
Programma:
  • Brainstorming 
  • Opdrachten op LessonUp 
  • Gesprekjes
  • Huiswerk en exit ticket op Socrative

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de passé composé? 🤔​


1. Denken
Denk individueel na over wat je weet over de passé composé. Schrijf alles wat je weet op in je schrift.



2. Delen
Overleg in tweetallen of drietallen over wat je hebt opgeschreven. Vul je aantekeningen aan, corrigeer ze indien nodig.


3. Uitwisselen 
We maken samen een mindmap met jullie antwoorden.


timer
1:30
timer
2:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

timer
1:30
💻​ LessonUp.app

Code op het bord

Met je eigen naam/account (de les is ook gedeeld in de LessonUp klas)

Slide 5 - Slide

Wat is passé composé?
Is het een tijd in het verleden of de toekomst?
Wanneer gebruiken we het? (bijvoorbeeld, voor acties die al zijn voltooid)

Welke hulpwerkwoorden gebruiken we?
Is het "avoir," "être," of beide?
Zijn er uitzonderingen?

Hoe vorm je een werkwoord in passé composé?
Wat is de basisstructuur?
Hoe veranderen regelmatige en onregelmatige werkwoorden?

voorbeelden ? 

foutjes : avoir of etre? vooltooid deelwoord niiet aagepaast 


j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Welke zin is in de passé composé ?
A
Tu manges un croissant.
B
Tu mangeais un croissant.
C
Tu as mangé un croissant.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hulpwerkwoord in deze zin:

Hier, j'ai joué au foot.
A
hier
B
ai
C
joué
D
j'

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hulpwerkwoord in deze zin:

Anna est allée au centre commercial.
A
est
B
Anna
C
allée
D
au centre commercial

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden -er (parler)
Regelmatige werkwoorden -ir (partir)
Regelmatige werkwoorden -re (entendre)
Vorming van het voltooid deelwoord
stam + i
stam + u
stam + é

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van danser ?

A
dans
B
danser
C
dansé

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.
avoir
acheter
habiter
faire
être
partir
été
habité
fait
parti
eu
acheté

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Vul de zin in:
Hier, nous ................. aux cartes (jouer).

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Passé composé
mnl.ev
(il, le livre, Pierre etc.)
vrl.ev.
(elle, la table, Marie etc.)
mnl.mv
(les garçons)
vrl.mv
(les filles)
Wat moet er achter het voltooid deelwoord komen als de passé composé vervoegd wordt met hulpwerkwoord être?
- (niets)
+es
+ e
+s

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Kies de correcte zin (Maria en Anna zijn 2 meisjes)

A
Maria et Anna sont tombé.
B
Maria et Anna sont tombées.
C
Maria et Anna sont tombés.
D
Maria et Anna sont tomber.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Kies de correcte zin (les garçons = de jongens)

A
Les garçons sont partis en vacances.
B
Les garçons sont partir en vacances.
C
Les garçons sont parties en vacances.
D
Les garçons sont parti en vacances.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Maak de zin af:

Annemarie ........................ à 16h. (arriver)
A
est arrivé
B
est arrivée
C
est arriver
D
a arrivé

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Vul de zin in:
Ils .......... au Parc Astérix. (aller)
je suis 
tu es 
il, elle, on est 
nous sommes 
vous êtes
ils, elles sont

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Kies de goede vertaling:

Jullie zijn naar de bioscoop gegaan.

A
Vous avez allé au cinéma.
B
Tu es allé au cinéma.
C
Vous êtes allés au cinéma.
D
Vous allez au cinéma

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Zet de zin in de passé composé:
Je visite Paris.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Qu'est-ce que tu as fait la semaine dernière ?  🤔​


  • Werk in tweetallen of drietallen 
  • Bevraag elkaar om de beurt en noteer in de lege tabel wat de ander heeft gedaan (schrijven mag in het FR of NL)
  • Als je klaar bent, ga je verder door elkaar in het Frans te vragen wat je dit weekend hebt gedaan.
  • Geef jezelf een score
timer
5:00
Ik heb alleen in het Frans gepraat : + 1 ⭐​
Ik heb met hele zinnen beantwoord : + 1 ⭐​
Ik heb het goede hulpwerkwoord gebruikt : + 1 ⭐​
De anderen konden mij verstaan : + 1 ⭐​                            Total:  /⭐​⭐​⭐​⭐​

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

EXIT TICKET
  • Ga naar Socrative.com

  • Log in > student login

  • Lokaal naam : MADAMEBOCHARD

  • Vraag 3: maak een correcte zin in de passé composé
Devoirs:
  • Spullen mee
  • Leer apprendre 5 p. 40
  • Maak menu au choix van Grammaire II (16G OF 16H OF 16I): unité 1 > 1.5 grammaire II

Slide 23 - Slide

This item has no instructions