Klas 4 les 3 schooljaar 2024-2025

Vul de regels over het rangtelwoord aan:
A) Regel 1: getallen t/m 19 = getal + letters ....................

B) Regel 2: getallen vanaf 20 = getal + letters ....................

C) Hoeveel uitzonderingen zijn er? 
...................


1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vul de regels over het rangtelwoord aan:
A) Regel 1: getallen t/m 19 = getal + letters ....................

B) Regel 2: getallen vanaf 20 = getal + letters ....................

C) Hoeveel uitzonderingen zijn er? 
...................


Slide 1 - Slide

Guten Morgen! :)
Setzt euch hin und sucht die Wörter im Wortsuchrätsel zum Thema 
"Polizei" 




Ihr arbeitet in stille ;) 
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Programma: 
Thema: Polizei/Beruf/Reisen/Jemand vorstellen/beschreiben

Kapitel 1
Examentraining 
Wiederholung Grammatik
Aufgaben machen 
Sprechen 
Hausaufgaben 


Slide 4 - Slide

leer-werkboek
Examenbundel

Slide 5 - Slide

Kapitel 1 

- Rheinland Pfalz 
- Reiseziele (Länder) 
- Dich vorstellen
- Jemand umschreiben
- Familie
- (Haus)Tiere 


Slide 6 - Slide

Öffnet euer Buch auf S. 44
Hier staan de woorden en de zinnen die je nodig hebt om de opdrachten van Kapitel 1 te maken. 
Er zullen iedere les opdrachten worden opgegeven en er zal ook gewerkt worden met het boek. De woordjes en zinnen zijn belangrijk om jouw kennis van de Duitse taal te vergroten. Dit zijn niet de woorden worden getoetst, die staan in het kennisoverzicht. 

Slide 7 - Slide

Aufgabe machen 
Öffnet euer Buch auf S. 10 
Macht Aufgabe 2 & 3  



Ihr dürft leise zusammen arbeiten. 


timer
3:00

Slide 8 - Slide

Draai je schrift om:
titel= examenvragen vertalen :) 
1) Was wird in diesen Zeilen beschrieben? 
2) Womit wird der 2. Absatz beendet? 
3) Welcher Titel passt zum 3. Absatz? 
4)Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3? 
timer
3:00

Slide 9 - Slide

2. Op welke van de 3 vragen gaat de volgende alinea in? 

Slide 10 - Slide

Op mijn teken vingers: 1..2.. of toch 3? 

Slide 11 - Slide

Öffnet euer Examenbundel auf S. 12-13

Lest Text 2 Absatz 2 & 3 und macht in stille Aufgabe 4 und 5. 
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Pak je wisbordje
Noteer op mijn teken jouw antwoord. 

Ik tel af van 3..2..1.. 

Graag je bordje horizontaal onder de kin ;)

Slide 13 - Slide

Waarom heb jij voor de antwoorden gekozen? 

Slide 14 - Slide

Welke 2 dingen noemt Daniel als risico van zijn beroep? 

Slide 15 - Slide

Welke andere 2 dingen lijken Daniel vreselijk? 

Slide 16 - Slide

Wiederholung Grammatik 
- haben, sein & werden 

- rangtelwoorden 

- vraagwoorden 

Slide 17 - Slide

pers.
vnw
haben =
hebben
sein =
zijn
werden =
worden/zullen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
Sie

Slide 18 - Slide

Aufgabe machen 
Öffnet euer Buch auf S. 20 
Macht Aufgabe 9 
Trage die richtige form von haben,sein oder werden ein. 



Ihr dürft leise zusammen arbeiten. 


timer
3:00

Slide 19 - Slide

1= eins 
11= elf 
21= einundzwanzig
2= zwei
12= zwölf 
22= zweiundzwanzig 
3= drei 
13= dreizehn 
23= dreiundzwanzig 
4= vier 
14= vierzehn 
24= vierundzwanzig
5= fünf 
15= fünfzehn 
25= fünfundzwanzig
6= sechs 
16= sechzehn 
26= sechsundzwanzig
7= sieben 
17= siebzehn 
27= siebenundzwanzig 
8= acht 
18= achtzehn
28= achtundzwanzig 
9= neun 
19= neunzehn
29= neunundzwanzig 
10= zehn 
20= zwanzig 
30= dreißig 

Slide 20 - Slide

Regel 1:  getallen t/m 19 
Schrijf het getal uit in het Duits en plak er -te achter 

Voorbeelden: 
2e= zwei + te = zweite (n)
5e = fünf + te = fünfte (n)
18e = achtzehn + te = achtzehnte (n)

Slide 21 - Slide

Regel 2:  getallen vanaf 20 
Schrijf het getal uit in het Duits en plak er -ste achter 

Voorbeelden: 
23e= dreiundzwanzig + ste = dreiundzwanzigste (n)
25e = fünfundzwanzig+ ste = fünfundzwanzigste (n)
30e = dreißig + ste = dreißigste (n)

Slide 22 - Slide

4 uitzonderingen 

1e= erste (n)
3e= dritte (n)
7e= siebte (n)
8e= achte (n)

Slide 23 - Slide

Öffnet euer Buch auf S. 15
Rheinland-Pfalz in Zahlen. 

Ergänze (=vul in) die richtige Zahlen in als Ziffer (=cijfer) 

Slide 24 - Slide

Stelle die Frage an deine Nachbar(in)
Wer bist du? 
Ich bin ...... 
Wie alt bist du?
Ich bin  ...... Jahre alt. 
Wann hast du Geburtsdag? 
Ich habe am ...... Geburtstag. 
Wo wohnst du?
Ich wohne in ..... 
Wo bist du geboren? 
Ich bin geboren in .......
Wo arbeitest du? 
Ich arbeite in/an .........
Welche Sprachen spricht du? 
Ich spreche

Slide 25 - Slide

Jemand umschreiben: stelle dein(e) Nachbar(in) vor. 
Wer ist das? 
Das ist ...... 
Wie alt ist er/sie? 
Er/sie ist ...... Jahre alt. 
Wann hat er/sie Geburtsdag? 
Er/sie hat am ...... Geburtstag. 
Wo wohnt er/sie? 
Er/sie wohnt in ..... 
Wo ist er/sie geboren? 
Er/sie ist in ....... geboren. 
Wo arbeitet er/sie? 
Er/sie arbeitet in/an .........
Welche sprachen spricht er/sie?
Er/sie spricht ......... 

Slide 26 - Slide

Sprechen :) 
Ik noem één van jullie namen door middel van de stokjes. 

In jouw mooiste Duits stel jij dan jouw buurman/buurvrouw voor aan de rest van de klas. 



Slide 27 - Slide

Neem je agenda erbij :) 
Lezen: examenbundel tekst 3  + vraag beantwoorden + markeren waar het antwoord staat (S. 14) 

Leren:  woord 1 t/m 50 uit het KO 

Maken: opdracht 6 = lezen + opdracht blz. 13/14

Slide 28 - Slide