Hoe werkt ons brein?

Hoe werkt ons brein?
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe werkt ons brein?

Slide 1 - Slide

Een potlood en een gum kosten samen € 1,10. Het potlood is één euro duurder dan de gum. Hoeveel kost het gummetje?
A
€ 0,05
B
€ 0,10
C
€ 0,15

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Hoe hard kan jij fietsen?
A
Ik fiets harder dan gemiddeld
B
Ik fiets langzamer dan gemiddeld
C
Ik fiets precies gemiddeld

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Ik zou mijn aandelen Facebook hebben
A
Gehouden
B
Verkocht
C
Gehouden en meer hebben gekocht

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Ik zou mijn aandelen Imtech
A
Gehouden hebben
B
Verkocht hebben
C
Gehouden hebben en meer hebben gekocht

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Aankoop paar schoenen
  • Een persoon koopt een paar schoenen;
  •  Omdat hij het geld niet heeft, koopt hij op afbetaling, dat is een vorm van consumentenkrediet met een rente van 15% per jaar;
  • Hier komen nog eens boetes en incassokosten bovenop; 
  • Hoe groot kan de schuld van deze persoon worden na 5 jaar, alleen maar door de aankoop van schoenen? 

Slide 23 - Slide

Hoeveel geld hebben de schoenen van € 130 uiteindelijk gekost?
A
€ 250
B
€ 450
C
€ 650
D
Meer dan € 700

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Welke broer heeft het meeste geld op z'n 70ste verjaardag?
A
Donny - die eerder begon
B
Dave

Slide 30 - Quiz

Heeft Donny meer dan drie keer zoveel geld als Dave?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Wat is de belangrijkste les van vandaag?
A
Over financiële beslissingen moet je nadenken
B
Zorg voor een inkomen
C
Maak geen schulden
D
Praat over geld problemen

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Hoe groot is de kans dat in een klas met 23 leerlingen dat minstens 2 leerlingen op dezelfde dag jarig zijn?
A
Minder dan 5%
B
Tussen de 5% en 25%
C
Tussen de 25% en 50%
D
Meer dan 50%

Slide 37 - Quiz