Kenmerkende Aspecten tijdvak 5 t/m 8

Tijdvak 8 hoort bij de vroegmoderne tijd
A
waar
B
niet waar
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Tijdvak 8 hoort bij de vroegmoderne tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 7?
A
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
B
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
C
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme
D
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 2 - Quiz

Welk KA hoort bij tijdvak 8?
A
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
B
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
C
voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
D
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen

Slide 3 - Quiz

Welk KA hoort in tijdvak 7?
A
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het
B
het begin van de Europese overzeese expansie
C
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
D
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Slide 4 - Quiz

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 8?
A
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
B
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
C
voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
D
de opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 5 - Quiz

Vul in: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van ................................................
A
de verlichting
B
een wereldeconomie
C
het abolitionisme
D
modern imperialisme

Slide 6 - Quiz

Vul in: rationeel optimisme en .................................. dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
A
de renaissance
B
verlicht denken
C
de reformatie
D
democratisering

Slide 7 - Quiz

De vroegmoderne tijd is de periode
A
1500-1700
B
1500-1800
C
1600-1800
D
1500-1900

Slide 8 - Quiz

Welke groepen passen het best bij het KA 'voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces' ?
A
arbeiders en katholieken
B
vrouwen en confessionelen
C
arbeiders en vrouwen
D
vrouwen en kinderen

Slide 9 - Quiz

De uitspraak 'alles voor het volk, niets door het volk' past bij het KA
A
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme);
B
het streven van vorsten naar absolute macht
C
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
D
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 10 - Quiz

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme ................................... en ..............................
A
confessionalisme en conservatisme
B
feminisme en communisme
C
feminisme en confessionalisme
D
conservatisme en communisme

Slide 11 - Quiz

Welke groep hoort NIET bij 'de opkomst van emancipatiebewegingen'?
A
feministen
B
liberalen
C
arbeiders
D
confessionelen

Slide 12 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
1. de wetenschappelijke revolutie
2. de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
3. het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
4. rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen

A
3, 4, 2, 1
B
4, 3, 1, 2
C
3, 1, 4,2
D
4, 1, 3, 2

Slide 13 - Quiz

Welke KA's horen NIET bij tijdvak 8?
1. discussies over de ‘sociale kwestie’
2. de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
3. de opkomst van emancipatiebewegingen
4. voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
5. de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

A
3 en 5
B
2 en 5
C
2 en 4
D
1 en 5

Slide 14 - Quiz