This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Iemand die last heeft van hooikoorts is allergisch voor:
A
Bepaalde voedingsmiddelen
B
Uitwerpselen van de huisstofmijt
C
Bepaalde chemicaliën
D
Pollen
Slide 17 - Quiz
Antistof
Witte bloedcel
Antigenen
Ziekteverwekker
Slide 18 - Drag question
Je hebt griep gehad en bent genezen. Hoe heet dit?
A
Kunstmatige immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
Slide 19 - Quiz
Je bent gebeten door een slang. Je krijgt antigif (serum). Hoe noemen we dit?
A
Kunstmatige passieve immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit.
C
Natuurlijke passieve immuniteit
D
Natuurlijke actieve immuniteit
Slide 20 - Quiz
Wat krijg je bij een inenting toegediend?
A
witte bloed cellen
B
stoffen die de ziekte bestrijden
C
een verzwakt of dode ziekteverwekker
D
extra vitamines
Slide 21 - Quiz
Natuurlijke actieve immuniteit
Natuurlijke passieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit
Chantal krijg een serum tegen een slangenbeet
Maria krijgt de griep.
Max krijgt een vaccinatie tegen DKTP
De baby van Sanne drinkt moedermelk
Slide 22 - Drag question
Ziekteverwekkers Rauw vlees, vooral van kippen en varkens, kan besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter. In het verteringskanaal kunnen deze bacteriën diarree veroorzaken. Gelukkig worden de meeste van deze bacteriën voor die tijd gedood. Hoe worden deze bacteriën gedood?
A
Ze kunnen niet door de hoornlaag heendringen
B
Ze kunnen niet tegen maagsap
C
Ze worden door witte bloedcellen vernietigd
D
Ze worden vernietigd door antistoffen
Slide 23 - Quiz
Gele koorts is een ziekte die wordt veroorzaakt door een virus. Dat virus wordt van besmette personen overgedragen door muggensoorten die voorkomen in Afrika en Zuid-Amerika. Ongeveer een week na infectie met het virus gaat het lichaam antistoffen tegen het virus maken. Een patiënt is na genezing levenslang immuun. Kaj werd in Afrika besmet. Lijn R in de grafiek toont de vorming van antistoffen in zijn bloed. Een jaar later wordt Kaj weer besmet. Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze 2e infectie?