HERHALING GRAMMATICA BLOK 1 EN BLOK 2

HERHALING GRAMMATICA BLOK 1 EN BLOK 2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

HERHALING GRAMMATICA BLOK 1 EN BLOK 2

Slide 1 - Slide

Het zelfstandig naamwoord 
Het Spaans kent mannelijke en vrouwelijke ZN: 
Mannelijke ZN eindigen meestal op: O
Vrouwelijke ZN eindigen meestal op: A
Sommigen hebben een andere letter 

Slide 2 - Slide

Meervoud



ZN op klinker: - S erachter :
la casa - las casas
ZN op mederklinker: - ES erachter:
la ciudad - las ciudades

Slide 3 - Slide

Het lidwoord


de/het : 
Mannelijk: el   -   los
Vrouwelijk: la - las 

Slide 4 - Slide

Het lidwoord
een /enkele
mannelijk: un - unos
vrouwelijk: una - unas

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk Naamwoord
Neemt altijd de vorm (mannelijk/vrouwelijk) en getal (enkelvoud/meervoud) van het ZN aan.  Een BV kan dus 4 vormen hebben. 

Slide 6 - Slide

simpático/a
el chico simpático - los chicos simpáticos
la chica simpática - las chicas simpáticas

Slide 7 - Slide

interesante
BV die op een medeklinker of een -e eindigen hebben 1 vorm voor mannelijk en vrouwelijk. Ze kennen wel een meervoudsvorm: 
los libros interesantes

Slide 8 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord


deze/dit: 
esto -estos
esta - estas

Slide 9 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord


dat/die
ese - esos
esa - esas

Slide 10 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord   
mi - mis : mijn
tu - tus : jouw
su : haar/zijn/uw

Slide 11 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

nuestro/a-nuestros/nuestras : onze



vuestro/a - vuestros/vuestras - jullie
su - sus : hun/uw
Datgene wat ACHTER het BZ staat bepaald de vorm (m/v) en het getal (enk/mv)

Slide 12 - Slide

Goede vorm van het BV:
Maria es una chica :
A
inteligenta
B
inteligento
C
inteligente
D
inteligentas

Slide 13 - Quiz

Tengo un coche .........
A
nuevo
B
nueva
C
nuevas
D
nuevos

Slide 14 - Quiz

Carmen y su hermana son chicas muy
A
guapa
B
guapos
C
guapas
D
guapo

Slide 15 - Quiz

(dat) casa nueva me gusta mucho
A
esa
B
esta
C
esas
D
estas

Slide 16 - Quiz

(dit) son (mijn) hermanos
A
estos - mis
B
eso - mi
C
estas - mis
D
esa - mi

Slide 17 - Quiz

Los Verbos
Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden:
AR - ER - IR werkwoorden. Deze hebben allemaal dezelfde uitgangen. Leer deze uit je hoofd en je kunt de werkw vervoegen door deze achter de stam te plaatsen. 

Slide 18 - Slide

Pablo y yo (trabajar) en un hotel
A
trabajo
B
trabaja
C
trabajan
D
trabajamos

Slide 19 - Quiz

Mi hermano (comer) un bocadillo
A
coma
B
como
C
comes
D
come

Slide 20 - Quiz

Juan, ¿ (escribir) .......una carta?
A
escribo
B
escribimos
C
escribes
D
escribís

Slide 21 - Quiz

PRESENTE PERFECTO


HABER EN VOLTOOID DEELWOORD

Slide 22 - Slide

Nosotros (comer) en un restaurante
A
han comido
B
habéis comido
C
hemos comido
D
has comido

Slide 23 - Quiz

Presente Perfecto:
Yo (vivir) en Barcelona
A
has vivido
B
hemos vivido
C
he vivido
D
han vivido

Slide 24 - Quiz

Presente Perfecto:
Mis padres (ir) de vacaciones
A
han ido
B
he ido
C
has ido
D
hemos ido

Slide 25 - Quiz

Gerundio
(het gebeurt NU)

estar + ww + ando (AR)
+ iendo (ER/IR)

Slide 26 - Slide

Las amigas (bailar)
A
estan bailando
B
estás bailando
C
estamos bailando
D
estoy bailando

Slide 27 - Quiz

A mi me gusta/gustan la música española
A
gusta
B
gustan

Slide 28 - Quiz

A ellos les gusta/gustan jugar al fútbol
A
gusta
B
gustan

Slide 29 - Quiz

A Paco le gusta/gustan las películas románticas
A
gusta
B
gustan

Slide 30 - Quiz

Wederkerend werkwoord
Yo (levantarse) a las 8 de la mañana
A
se levanta
B
nos levantamos
C
me levanto
D
se levantan

Slide 31 - Quiz

Wederkerend Werkwoord
Pablo (ducharse) cada mañana.
A
me ducha
B
se ducha
C
te duchas
D
nos duchamos

Slide 32 - Quiz

Bij de bestanden in TEAMS staat een document met extra oefeningen. Ga hiermee aan de slag!!

Slide 33 - Slide