Spelling werkwoorden hfst 4 HAVO 2

Fijn jullie weer in de les te zien!
Spelling werkwoorden
hoofdstuk 4
Werkwoordsvormen op:
 -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) 

Maak de lessonup op je Ipad naast teams op je mobiel of computer.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fijn jullie weer in de les te zien!
Spelling werkwoorden
hoofdstuk 4
Werkwoordsvormen op:
 -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) 

Maak de lessonup op je Ipad naast teams op je mobiel of computer.

Slide 1 - Slide

H2B huiswerk niet af
Spelling hoofdstuk 3:
 Tess en Celia
Werkwoordspelling hoofdstuk 3:
Jordy, Hugo, Merel, Celia en Maxime 
Spelling hoofdstuk 4:
Tess, Kees, Celia en Sien

Slide 2 - Slide

H2A huiswerk niet af
Spelling hoofdstuk 3:
Noa, Maral, Niels, Liz, Luka, Giovani, Joey, Charlotte, Selma, Floris, Hugo en Doris  
Werkwoordspelling hoofdstuk 3:
Maral, Liz, Niels, Giovani, Charlotte, Floris en Doris
Spelling hoofdstuk 4:
Maral, Niels, Lindsey, Martijn en Hugo

Slide 3 - Slide

Doelen
Na deze les kun je werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) 
correct spellen.





Slide 4 - Slide

Sommige werkwoorden klinken hetzelfde, maar worden toch op verschillende manieren geschreven: 
De stormen verwoesten talloze huizen 
die ze op hun weg tegenkomen.

De stormen verwoestten vorig jaar 
talloze huizen.


Wat is het verschil?
Je spreekt het werkwoord hetzelfde uit. Maar de tweede zin staat in de verleden tijd en schrijf je met -tten!

Slide 5 - Slide

De schepen strandden jaren geleden en liggen daar nog steeds.

De schepen stranden, terwijl de toeristen maken dat ze wegkomen.


Wat is het verschil?
Je spreekt het werkwoord hetzelfde uit. Maar de eerste zin staat in de verleden tijd en schrijf je met -dden!

Slide 6 - Slide

?
Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt. 
Gaat het om: 
  • een persoonsvorm, 
  • een infinitief (het hele werkwoord) of 
  • een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 7 - Slide

Werkwoorden die op dezelfde manier worden uitgesproken, maar verschillend worden geschreven zijn: 
Werkwoorden waarbij de stam eindigt op een -d of een -t
                antwoorden - ik antwoord
                barsten ik barst


Hoe schrijf je de verleden tijd?
Achter de stam in het enkelvoud - de of -te 
en 
in het meervoud achter het werkwoord -den of -ten

Slide 8 - Slide

Hoe vind je
de stam van het werkwoord?

Slide 9 - Open question

Verschil tegenwoordige tijd en verleden tijd meervoud bij werkwoorden eindigend op een -d of -t
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) meervoud schrijf je met -den en -ten:
– behoeden: Ouders behoeden hun kinderen graag voor narigheid.
– posten: Posten jullie deze brieven vandaag nog?


De persoonsvorm verleden tijd (pvvt) schrijf je met -dde(n) of -tte(n):
– landen: Hoe laat landden die passagiers gisteren op Schiphol?
– misten: Het mistte vanmorgen in grote delen van het land.

Slide 10 - Slide

De bom barst vandaag.
De bom barstte gisteren.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Ik antwoord vandaag.
Hij........... gisteren.
A
antwoordt
B
antwoordde
C
antwoorde
D
antwoordte

Slide 12 - Quiz

De zon ...........de jongen, toen hij door de telescoop keek
A
verblinde
B
verblinden
C
verblindde
D
verblindden

Slide 13 - Quiz

Infinitief = het hele werkwoord
Van een infinitief (inf) vind je de spelling in het woordenboek:
– losbarsten: Wanneer zal het feest losbarsten?
– wedden: Daar gaan we zeker niet om wedden!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
Maak in dat geval het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk, dus zonder -dde(n) en -tte(n) 

de vergoede schade, de ingerichte woonkamer.

! Soms is -dde(n) of -tte(n) toch nodig, vanwege de uitspraak:
de vers gezette koffie en niet de vers gezete koffie.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.

Slide 16 - Slide

de...........schade
A
vergoede
B
vergoedde

Slide 17 - Quiz

de ....... vluchteling
A
gerede
B
geredde

Slide 18 - Quiz

Maak opdracht 2
infinitief                 pvtt hij …                   pvvt hij …       volt. dw          bn
a bekladden          
b scannen 
c schorsen 
d stichten 
e verachten 
f verbreden 
 
timer
5:00

Slide 19 - Slide

Huiswerk 
Maak opdracht  1, 2, 3 en 5
in de online methodesite. 

Succes! 




Slide 20 - Slide