Kapitel 5 Schule und Schüler Woche 10

Kapitel 6: Kundendienst und Kassenzettel
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kapitel 6: Kundendienst und Kassenzettel

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
Grammatik 
Hören 
Lesen







Slide 2 - Slide

Toets Duits
Via Meet de toets bespreken.

Ik stuur je via de chat een link naar Meet.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

S. 82 Lied Aufgabe 6.1
Bron 6 TB
City - Markt.
Beantwoorde de volgende vragen over het lied.

Slide 5 - Slide

Grammatik 

Müssen = moeten

Ich muss
du musst
er/sie/es muss



wir müssen
ihr müsst
sie/Sie müssen


Anke und Lotta müssen noch zum Kaufhaus. 

Slide 6 - Slide

Grammatik 

wollen = willen

Ich will
du willst
er/sie/es will



wir wollen
ihr wollt
sie/Sie wollen


Wir wollen morgen einkaufen gehen.

Slide 7 - Slide

 Grammatik 

wissen = weten

Ich weiß
du weißt
er/sie/es weiß



wir wissen
ihr wisst
sie/Sie wissen


Du weißt bestimmt, wann der Laden schließt.

Slide 8 - Slide

(wissen) Sie, welche Größe ich habe?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 9 - Quiz

ich (wollen) einen neuen Pullover haben.
A
will
B
willst
C
wollen
D
wollt

Slide 10 - Quiz

Marco (müssen) heute noch Zeitungen austragen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 11 - Quiz

Laura und Joey (müssen) noch zum Kaufhaus
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 12 - Quiz

Wir (wollen) morgen einkaufen gehen.
A
will
B
willst
C
wollt
D
wollen

Slide 13 - Quiz

Elena (müssen) die Hose anprobieren.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 14 - Quiz

(wissen) ihr, wo die Bäckerei ist?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 15 - Quiz

S.83 Hören Aufgabe 6.3


Radio EinsLive
Werbung voor het nieuwe winkelcentrum Thier Galerie in Dortmund. 


Slide 16 - Slide

S.83 Lesen Aufgabe 7.1


TB bron, 7
Etagenplan bei Karstadt

EG = Erdgeschoss (begane grond)
UG = Untergeschoss (kelder)

Slide 17 - Slide

S.83 Schreiben Aufgabe 7.2


Veel winkelketens hebben klantenkaarten, daarmee kun je sparen of krijg je korting. 
1. Vul het formulier in.
2. Gebruik de informatie die je tante op een briefje heeft geschreven.

Slide 18 - Slide

S.84 Lesen Aufgabe 8.1


Faire trade = Fairer Handel
TIP: kijk of het woord op het Nederlands of Engels lijkt. 

Bijv. Fenster = venster.
können = kunnen

Slide 19 - Slide

S.99 Grammatik Aufgabe 17.4
Bezittelijk voornaamwoord



ein = een
kein = geen

Mannelijk = ein / kein
vrouwelijk = eine / keine 

Slide 20 - Slide

S.99 Grammatik Aufgabe 17.4
Bezittelijk voornaamwoord



Slide 21 - Slide

S. 101 Grammatik Aufgabe 18.4
Bezittelijk voornaamwoord
afkortingen
(m) = mannelijk (der) 
(mv) = meervoud (die)
(v) = vrouwelijk (die)
(o) = onzijdig (das)

Slide 22 - Slide

(der, die das) Vater
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

(der, die, das) Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Mein...............Nebenjob (m)
A
mein
B
meine

Slide 25 - Quiz

Ihr.... Pullover (m)
A
ihr
B
ihre

Slide 26 - Quiz

dein.... Schule
A
dein
B
deine

Slide 27 - Quiz

Mein... Taschengeld (o)
A
mein
B
meine

Slide 28 - Quiz

Unser... Großeltern
A
unser
B
unsere

Slide 29 - Quiz

Dein....... Hose
A
dein
B
deine

Slide 30 - Quiz

Sein....... T-Shirt (o)
A
sein
B
seine

Slide 31 - Quiz

Ihr........ Klamotten (mv)
A
ihr
B
ihre

Slide 32 - Quiz

Gimkit
Go to gimkit.com/play and enter code

Slide 33 - Slide

Vlog
Leerlingen die het niet ingelever hebben, maken het nu. 

Slide 34 - Slide

Hausaufgaben
6.2 + 8.2 + 5.2 + 17.4 

Slide 35 - Slide

Hausaufgaben
6.1 + 6.3 + 7.1 + 7.2 + 8.1 + 18.4

Slide 36 - Slide