3.5 Woorden

3.5 Woorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.5 Woorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je kan 25 nieuwe woorden gebruiken;
- je weet wat afleidingen zijn.

Slide 2 - Slide

planning
Log in bij lesson up
theorie afleiding en moeilijke woorden
opdracht maken

Slide 3 - Slide

Welke uitdrukking hoort bij deze betekenis?


In verkeerde handen vallen
A
uit de hand lopen
B
Bij iemand terechtkomen die je kwaad doet

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het volgende woord?


aanhoudend
A
voortdurend, zonder onderbreking
B
wat lang goed blijft
C
veel indruk op iemand maken
D
als je vanzelf zin krijgt om iets te doen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het volgende woord?


constateren
A
vaststellen dat het zo is
B
met aandacht op één ding gericht
C
uitgeven
D
voordeel van iets hebben

Slide 6 - Quiz

Sleep het begrip naar het juiste plaatje.
ouderwets
uitpuilen
educatie
de competitie

Slide 7 - Drag question

Afleiding
bloem -> bloempje

Slide 8 - Slide

Afleiding
Een afleiding bestaat uit een kernwoord met een voor- of achtervoegsel dat op zichzelf meestal geen woord is.
Voorbeelden: tijdloos, werkzaam, ondankbaar.
Zulke voor- en achtervoegsels geven het kernwoord een andere betekenis.
Ook verandert vaak de woordsoort door het achtervoegsel.
meisje (zn) - meisjesachtig (bn.)

Slide 9 - Slide

Voorbeelden
grondwoord
afleiding
aardig
onaardig
gevaar
gevaarlijk
bloem
bloempje
raadsel
raadselachtig

Slide 10 - Slide

meer afleidingen
Ook van namen van landen of steden kun je een afleiding maken. Ook deze afleidingen schrijf je met een hoofdletter.
Voorbeelden:
Duitsland - de Duitse worsten
Friesland - de Friese meren
Amsterdam - de Amsterdamse grachten


Slide 11 - Slide

Vul de afleiding in:
Rotterdam - de ... voetbalclub

Slide 12 - Open question

Vul de afleiding in:
Engeland - de ... drop

Slide 13 - Open question

Aan de slag, voor jezelf.
Maak opdracht 1, 4, 6, 8 en 9  in je boek, blz. 210 t/m 215.

Slide 14 - Slide

Even checken
Wat is een afleiding?
Noem een voorbeeld.

Slide 15 - Slide