This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Comprobar los deberes
Neem je werkboek voor je op bladzijde 42 opdracht 4 en kijk mee in de Teams-meeting.
Slide 3 - Slide
Grammaticakwartiertje
Pak de woordenlijst erbij. Deze heb je afgedrukt en anders staat deze op classroom - schoolwerk - unidad 4
Slide 4 - Slide
Van welk hele werkwoord komt het schuin- en dikgedrukte woord af:
Mi madrecocina mucho.
Slide 5 - Mind map
Van welk hele werkwoord komt het schuin- en dikgedrukte woord af:
Entrenocon mi equipo de fútbol.
Slide 6 - Mind map
Van welk hele werkwoord komt het schuin- en dikgedrukte woord af:
Escribimos mensajes todos los días.
Slide 7 - Mind map
Kijk op blz. 57 tb opdr. 2A. Zoek in de twee tekstjes 3 Spaanse woorden/woordgroepen die aangeven hoe vaak iets gebeurt. Noteer ook de Nederlandse vertaling.
Slide 8 - Mind map
Slide 9 - Slide
¿Cómo se dice en español? Ik voetbal iedere week.
A
Juego al fútbol todos los fines de semana.
B
Juego al fútbol todos los días.
C
Juego al fútbol todas las semanas.
D
Juego al fútbol dos veces por semana.
Slide 10 - Quiz
¿Qué haces tú y con qué frecuencia?
Wat doe jij en hoe vaak?
Stappenplan met voorbeelden:
1) Bedenk welk werkwoord je nodig hebt: estudiar
2) vervoeg het werkwoord: estudio
3) voeg toe hoe vaak / wanneer: Estudio todos los días.
Slide 11 - Slide
¿Cómo se dice en español? Ik studeer twee uur per dag. (estudiar)
Begin met een hoofdletter, eindig met een .
Slide 12 - Open question
En español: ¿Qué haces tú y con qué frecuencia?
1. Kies uit een van de volgende werkwoorden + VERVOEG deze: estudiar - escuchar música - entrar en Snapchat - bailar - entrenar - comer