Psychofarmaca BGER 4

Psychofarmaca BGER 4
WELKOM!

Psychofarmatica in 2 lessen:
- Deel 1: kalmerende en stimulerende medicatie ( bij collega gehad)
- Deel 2: 
A: Medicijnen die stemming beïnvloeden
B: Antipsychotica


1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Psychofarmaca BGER 4
WELKOM!

Psychofarmatica in 2 lessen:
- Deel 1: kalmerende en stimulerende medicatie ( bij collega gehad)
- Deel 2: 
A: Medicijnen die stemming beïnvloeden
B: Antipsychotica


Slide 1 - Slide

programma
- leerdoelen
- herhaling vorige les
- theorie
- werken in subgroepen
- afronding

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet wat psychofarmaca betekent:
A: Medicijnen die stemming beïnvloeden
B: Antipsychotica
 
- Wanneer het wordt toegediend
- Wat de bijwerkingen zijn

Slide 3 - Slide

                                 Terugblik:


Twee soorten reclame
Lay-out
Terugblik

Slide 4 - Slide

Wat zijn de meest voorkomende bijwerkingen bij medicatie?

Slide 5 - Mind map

Meest voorkomende bijwerkingen
Maag-darmklachten
Duizeligheid
Hoofdpijn
Overgevoeligheid
Een allergische reactie.

Slide 6 - Slide

Welke medicatie blokkeert de zenuwgeleiding?

Slide 7 - Mind map

Welke medicijn vervangt lichaamseigen stof?

Slide 8 - Slide

de vijf werkingsmechanismen
1. het lichaam maakt minder eigen lichaamseigen stoffen aan
2. het lichaam maakt meer lichaamseigen stoffen aan
3. het lichaam vormt een nieuwe stof
4. het medicijn vervangt lichaamseigen stof
5. het medicijn blokkeert zenuwgeleiding

Slide 9 - Slide

Medicatie wat effect heeft op de stemming
Er zijn twee groepen middelen: 

1. antidepressiva - Antidepressiva verbeteren de stemming
2. stemmingsstabilisatoren - stemmingsstabilisatoren zorgen dat de stemming gelijkmatiger wordt.

 

Slide 10 - Slide

Antidepressiva
Antidepressiva worden voorgeschreven bij:

-depressie
-angststoornissen
-bipolaire stemmingsstoornis
-stoppen met roken (buproprion).

Slide 11 - Slide

Antidepressiva
- Altijd op recept
- Het valt onder de geneesmiddelenwet


Slide 12 - Slide

Soorten antidepressiva

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Werking
Antidepressiva hebben altijd de vorm van tabletten. Het heeft een systematische werking. Ze moeten dagelijks, soms meerdere keren per dag, worden ingenomen. Pas na een aantal weken treedt een antidepressief effect op. Dit komt doordat het tijd vergt om een voldoende hoog niveau van de stof in het lichaam op te bouwen. Hierdoor kan het ook niet direct gestopt worden en moet dus ook worden afgebouwd!

Slide 15 - Slide

Ontwenningsverschijnselen
Bij direct stoppen kan je onderstaande ontwenningsverschijnselen krijgen:
Duizeligheid, misselijkheid, trillen en hoofdpijn. 

Slide 16 - Slide

Cijfers
In Nederland worden veel antidepressiva voorgeschreven. In 2019 gebruikten 1,2 miljoen Nederlanders een antidepressivum.

Slide 17 - Slide

effect antidepressiva
- Pakt niet de oorzaak aan en geneest dus NIET.
-Dit omdat oorzaak depressie maar zelden 1 oorzaak heeft!
( bijv: omgeving, stress,relatie, pesten etc)
-Het is een steuntje in de rug. 
- Pakt de symptomen aan.
- Meestal samen met therapie.

Slide 18 - Slide

Meest voorkomende bijwerkingen
maag- en darmklachten
misselijkheid
hoofdpijn.

Slide 19 - Slide

Stemmingsstabilisatoren
Maken de stemming meer gelijkmatig. Ze worden gegeven bij:

stemmingsstoornissen. De bekendste stemmingsstabilisator is lithium.

Bij deze problemen slingert de stemming heen-en-weer: de ene periode overheerst somberheid en de volgende periode een overmatig euforisch gevoel. Een stemmingsstablisator brengt dat meer in evenwicht. Als mensen met deze klachten een gewoon antidepressivum krijgen, kunnen de klachten juist verergeren. Er kan 'rapid cycling' ontstaan: een snelle afwisseling van sombere en manische periodes.

Slide 20 - Slide

Bijwerkingen

gewichtstoename
misselijkheid
tremor (zoals trillende handen)
irritaties aan de huid
problemen met lever en nieren
vermoeidheid
lusteloosheid
stijve spieren
en soms zelfs depressiviteit en suïcidaliteit.

Slide 21 - Slide

Psychose
Ervaringen?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Antipsychotica
Antipsychotica onderdrukken de symptomen van een psychose.
Antipsychotica in  tabletvorm of als 'depot'. Door middel van een maandelijkse injectie.



Volgens de ggz-richtlijnen zijn antipsychotica de eerst aangewezen behandeling bij psychose.

Slide 24 - Slide

Twee groepen antipsychotica

klassieke antipsychotica
Ze onderdrukken vooral de positieve symptomen van psychose. Dat zijn symptomen die bij een psychose 'extra' optreden ten opzichte van een niet psychotische periode. Bijvoorbeeld: wanen, hallucinaties en denkstoornissen. Voorbeelden van klassieke antipsychotica zijn haloperidol (Haldol), pimozide (Orap) en pipamperon (Dipiperon).
atypische antipsychotica
Deze antipsychotica zijn later in gebruik gekomen. Ze onderdrukken de positieve én de negatieve symptomen van een psychose. Negatieve symptomen horen bij gedrag dat door de psychose afneemt. Zoals: zich terugtrekken uit sociale contacten en een verminderde concentratie. Voorbeelden zijn risperidon (Risperdal), quieterapine (Seroquel) en sulpiride (Dogmatil).

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Huiswerk
In tweetallen: 
A. Een interview van maximaal dertig minuten.

1. iemand die te maken heeft met mensen die medicijnen nemen voor een psychisch probleem; 
2. iemand die medicijnen voor psychische problemen gebruikt; bijvoorbeeld een antidepressivum, slaapmiddel, antipsychoticum etc.
B.Lever het verslag  in , volgende week woensdag in bij de docent in Teams. Vat jullie bevindingen samen in een verslag van maximaal twee A4'tjes. Beschrijf daarin:
-wie je hebt gesproken (de namen kun je afkorten tot de eerste letter om de geïnterviewden anoniem te houden)
-hoe zij met de medicijnen omgaan en wat die voor hen betekenen. 
-Wat jullie vooral uit de interviews hebben meegenomen, wat jullie opviel of bezighield.



Slide 27 - Slide

Vragen?

Slide 28 - Slide