- Oriënteer: titel, tussenkopjes, schrijver, plaatjes.
- Lees eerst de vraag, daarna de tekst.
- Wat is de kern van de vraag? Wat willen ze weten?
- Omcirckel / streep / highlight de zin waar naar verwezen
wordt in de vraag
- Lees het betreffende stuk & let op signaalwoorden (moreover,
for example, ...) en functiewoorden (emphasise, illustrate, ...)