kennisquiz 4H

In de Eerste Wereldoorlog:
A
Was Nederland neutraal
B
Hoorde Nederland bij de geallieerden
C
Hoorde Nederland bij de centralen
1 / 50
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

In de Eerste Wereldoorlog:
A
Was Nederland neutraal
B
Hoorde Nederland bij de geallieerden
C
Hoorde Nederland bij de centralen

Slide 1 - Quiz

Een briefkaart uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Modern imperialisme
B
Nationalisme
C
Bondgenootschappen
D
Vijandbeelden

Slide 2 - Quiz

De eerste wereldoorlog was van... tot...
A
1914-1917
B
1940-1945
C
1914-1918
D
1914-1919

Slide 3 - Quiz

De Eerste Wereldoorlog was een...
A
Loopgravenoorlog
B
Atoomoorlog
C
Blitzkrieg
D
Een totale oorlog

Slide 4 - Quiz

Dit is een foto van een wapenfabriek uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Bondgenootschappen
B
Nationalisme
C
Modern imperialisme
D
Bewapeningswedloop

Slide 5 - Quiz

Wanneer was de Russische revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1919

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van de
Russische revolutie?
A
Rusland had nauwelijks industrialisatie
B
De macht van de Tsaar werd niet gedragen door het volk
C
De Tsaar had de strijd in de Eerste Wereldoorlog slecht georganiseerd
D
Er heerste hongersnood

Slide 7 - Quiz

Wat is geen oorzaak voor de Russische Revolutie?
A
Bloedige Zondag
B
De Eerste Wereldoorlog
C
De oorlog met Japan
D
Hoge werkloosheid in Rusland

Slide 8 - Quiz

Na de Russische revolutie...
A
werd het rustig in Rusland
B
brak er een burgeroorlog uit
C
ging de oorlog in Rusland door

Slide 9 - Quiz

Wat ontstond er na de Russische revolutie?
A
Sovjet Unie
B
Russische rijk
C
Rusland

Slide 10 - Quiz


Wie was er aan de macht voor de Russische Revolutie?
A
Lenin
B
Tsaar Nicolas II
C
Raspoetin
D
De Voorlopige Regering

Slide 11 - Quiz

Wat is de russische revolutie
A
een periode waarin het goed ging met de welvaart
B
een periode waarin vrije markt economie kwam
C
een periode waarin planeconomie ontstond

Slide 12 - Quiz

De Russische Revolutie werd geleid door …..
A
Vladimir Lenin
B
Nicolaas II Romanov
C
Jozef Stalin
D
Leon Trotsky

Slide 13 - Quiz

Wat was GEEN gevolg van de Russische revolutie?
A
Rusland versloeg Duitsland
B
Rusland sloot vrede met Duitsland
C
Er brak een burgeroorlog uit.
D
Rusland werd communistisch.

Slide 14 - Quiz

In het interbellum kwam Hitler op:
A
Niet waar
B
Waar

Slide 15 - Quiz

Wat is het Interbellum?
A
Periode na de 1e wereldoorlog.
B
Andere benaming van de Roaring Twenties
C
De tijd tussen de 2 wereldoorlogen
D
Periode na de 2e wereldoorlog

Slide 16 - Quiz

Wie was geen dictator in het interbellum?
A
Hitler
B
Mussolini
C
Stalin
D
Idi Amin

Slide 17 - Quiz

Wat is de naam van Duitsland in het Interbellum?
A
Keizerrijk Duitsland
B
Het Heilige Roomse Rijk
C
De republiek van Weimar
D
Het Derde Rijk

Slide 18 - Quiz

Interbellum
A
1918-1939
B
1939-1945
C
1914-1918
D
1919-1940

Slide 19 - Quiz

Wat was een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog?
A
De aanval van Hitler op Engeland.
B
De aanval van Hitler op Polen.
C
De mislukte verovering van de Sovjet-Unie.
D
De verovering van Frankrijk.

Slide 20 - Quiz

Wat was de aanleiding voor de Tweede Wereldoorlog?
A
De Anschluss met Oostenrijk
B
De bezetting van Tsjecho-Slowakije
C
De Conferentie van München
D
De aanval op Polen

Slide 21 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog begon voor Nederland in?
A
september 1939
B
december 1939
C
Januari 1940
D
mei 1940

Slide 22 - Quiz

Wat zijn Ghetto's? (in de tweede wereldoorlog)
A
Onveilige plekken in de stad
B
Speciaal aangewezen plekken waar Joden moesten wonen
C
Kampen in Nederland
D
-

Slide 23 - Quiz

Wat was geen oorzaak van Tweede Wereldoorlog?
A
Duitsland valt Polen binnen
B
De ideeën van de nazi's
C
Verdrag van Versailles
D
Economische crisis

Slide 24 - Quiz

Een foto uit de Tweede Wereldoorlog
A
geschreven bron
B
ongeschreven bron

Slide 25 - Quiz

Wat is juist over Nederland in de Tweede Wereldoorlog?
A
In Nederland was terreur en democratie
B
Nederland was bezet en er was censuur
C
Nederland was neutraal en er kwam censuur
D
Nederland vocht tegen de Duitsers

Slide 26 - Quiz

Een krant uit de Tweede Wereldoorlog
A
geschreven bron
B
ongeschreven bron

Slide 27 - Quiz

met wie was Duitsland bevriend in de tweede wereldoorlog?

A
Engeland en Frankrijk
B
België en Noorwegen
C
Italië en Japan
D
Denemarken en Rusland

Slide 28 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog is van:
A
1944-1948
B
1914-1918
C
1940-1945
D
1950-1955

Slide 29 - Quiz

Frankrijk was tijdens de Tweede Wereldoorlog:
A
Niet neutraal
B
Neutraal

Slide 30 - Quiz

Hoe eindigde de tweede wereldoorlog?
A
Berlijn werd ingenomen door de Russen
B
Hitler pleegde zelfmoord
C
De geallieerden veroverden Normandië
D
Hiroshima en Nagasaki werden gebombardeerd.

Slide 31 - Quiz

Wie zijn de grootmachten na de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland, VS, Sovjet-Unie
B
Frankrijk, VS, Sovjet-Unie
C
VS, Sovjet-Unie
D
Engeland, Frankrijk, VS, Sovjet-Unie

Slide 32 - Quiz

Wat is dekolonisatie?
A
Europese landen worden zelfstandig
B
Koloniën worden onafhankelijk
C
Kolonialisme wordt in de hele wereld afgeschaft
D
Kolonialisme neemt overal ter wereld toe

Slide 33 - Quiz

Het verband tussen dekolonisatie en de Koude Oorlog:
A
De VS en de SU wilden allebei zoveel mogelijk kolonies in hun invloedsfeer
B
De kolonies wilden zo snel mogelijk een kernwapen ontwikkelen
C
De Europese landen dreigden met kernwapens in te grijpen tijdens de dekolonisatie
D
Door dekolonisatie ontstaan er meerdere conflicten

Slide 34 - Quiz

Dekolonisatie -> welk tijdvak?
A
Tijdvak 7
B
Tijdvak 8
C
Tijdvak 9
D
Tijdvak 10

Slide 35 - Quiz

Welk landen waren een voorstander van dekolonisatie?
A
Nederland
B
Frankrijk en Engeland
C
Frankrijk en Amerika
D
Engeland en Amerika

Slide 36 - Quiz

De maker van deze poster is voor dekolonisatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Wanneer begon de dekolonisatie?
A
Na de 1e wereldoorlog
B
Na de 2e wereldoorlog
C
Toen we ook een televisie kregen
D
De dekolonisatie is nog niet begonnen

Slide 38 - Quiz

Wat is er in essentie anders aan de dekolonisatie van Afrika dan aan die in Azië?
A
hij verliep geweldadiger
B
hij verliep later
C
hij verliep sneller
D
hij verliep eerder

Slide 39 - Quiz

Wat is geen oorzaak van dekolonisatie
A
Hoogopgeleide inheemse elite
B
WOII bewijst dat kolonisators wel te verslaan zijn
C
De grondstoffenbron in de kolonies zijn uitgeput
D
Supermachten VS en SU zijn tegen kolonialisme

Slide 40 - Quiz

Waarom werkte Engeland mee bij de dekolonisatie?
A
De kolonies leverden steeds minder geld op.
B
Engeland werd door de Verenigde Naties gedwongen haar kolonies op te geven.
C
Engeland was bang voor een gewapende opstand.
D
Engeland had een hekel gekregen aan de inwoners van de kolonies.

Slide 41 - Quiz

Wat is dekolonisatie?
A
Europese landen worden zelfstandig
B
Koloniën worden onafhankelijk
C
Kolonialisme wordt in de hele wereld afgeschaft
D
Kolonialisme neemt overal ter wereld toe

Slide 42 - Quiz

Het verband tussen dekolonisatie en de Koude Oorlog:
A
De VS en de SU wilden allebei zoveel mogelijk kolonies in hun invloedsfeer
B
De kolonies wilden zo snel mogelijk een kernwapen ontwikkelen
C
De Europese landen dreigden met kernwapens in te grijpen tijdens de dekolonisatie
D
Door dekolonisatie ontstaan er meerdere conflicten

Slide 43 - Quiz

Dekolonisatie -> welk tijdvak?
A
Tijdvak 7
B
Tijdvak 8
C
Tijdvak 9
D
Tijdvak 10

Slide 44 - Quiz

Welk landen waren een voorstander van dekolonisatie?
A
Nederland
B
Frankrijk en Engeland
C
Frankrijk en Amerika
D
Engeland en Amerika

Slide 45 - Quiz

De maker van deze poster is voor dekolonisatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 46 - Quiz

Wanneer begon de dekolonisatie?
A
Na de 1e wereldoorlog
B
Na de 2e wereldoorlog
C
Toen we ook een televisie kregen
D
De dekolonisatie is nog niet begonnen

Slide 47 - Quiz

Wat is er in essentie anders aan de dekolonisatie van Afrika dan aan die in Azië?
A
hij verliep geweldadiger
B
hij verliep later
C
hij verliep sneller
D
hij verliep eerder

Slide 48 - Quiz

Wat is geen oorzaak van dekolonisatie
A
Hoogopgeleide inheemse elite
B
WOII bewijst dat kolonisators wel te verslaan zijn
C
De grondstoffenbron in de kolonies zijn uitgeput
D
Supermachten VS en SU zijn tegen kolonialisme

Slide 49 - Quiz

Waarom werkte Engeland mee bij de dekolonisatie?
A
De kolonies leverden steeds minder geld op.
B
Engeland werd door de Verenigde Naties gedwongen haar kolonies op te geven.
C
Engeland was bang voor een gewapende opstand.
D
Engeland had een hekel gekregen aan de inwoners van de kolonies.

Slide 50 - Quiz