What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 6 Quiz Budgetteren
Quiz Budgetteren
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Quiz Budgetteren
Slide 1 - Slide
Wat is de definitie van verzekeren?
A
Een overeenkomst waarbij een verzekeraar risico's dekt.
B
Een lening afsluiten om onverwachte kosten te dekken.
C
Een vorm van belastingaftrek voor particulieren.
D
Een investering in aandelen en obligaties.
Slide 2 - Quiz
Hoe heet het bedrag dat je betaald aan de verzekeraar om verzekerd te zijn?
A
Premie
B
Claim
C
Schadevergoeding
D
Geldsom
Slide 3 - Quiz
Met welke verzekering
kan Aisha haar
spullen verzekeren?
A
annuleringsverzekering
B
inboedelverzekering
C
een zorgverzekering
Slide 4 - Quiz
Welke verzekering mag niet worden opgezegd door de verzekeraar?
A
Autoverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Zorgverzekering
D
Aansprakelijkheids-verzekering
Slide 5 - Quiz
Met welke verzekering verzeker je je ziektekosten?
A
ww
B
zorgtoeslag
C
zorgverzekering
D
inboedelverzekering
Slide 6 - Quiz
4. Andere verzekeringen. Welke verzekering is verplicht?
A
aansprakelijkheids-verzekering
B
inboedelverzekering
C
reisverzekering
D
wettelijke aansprakelijkhiedsverekering voor motorrijvoertuigen
Slide 7 - Quiz
Wat is een opstalverzekering?
A
Een verzekering voor als er schade is aan spullen die je opstalt.
B
Een verzekering voor als er schade is aan je huis zelf.
C
Een verzekering voor als er schade is aan je schuur.
D
Een verzekering voor als er schade is aan je spullen.
Slide 8 - Quiz
Welke toeslagen kennen jullie ?
Slide 9 - Open question
Wie heeft recht op kindgebondenbudget?
A
Kinderen onder de 18 jaar
B
Alle ouders
C
Kinderen boven de 18
D
Ouders met een laag inkomen
Slide 10 - Quiz
Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.
Slide 11 - Quiz
Hoe wordt huurtoeslag berekend?
A
Op basis van leeftijd en geslacht.
B
Op basis van het aantal kamers.
C
Op basis van het type woning.
D
Op basis van inkomen, huur en gezinssituatie.
Slide 12 - Quiz
Wat is een voorwaarde om kinderopvangtoeslag te ontvangen?
A
Een basisschool met opvang
B
Een geschikte speelruimte thuis
C
Een kinderopvanginstelling met registratie
D
Een oppas aan huis
Slide 13 - Quiz
Wat staat erop je loonstrook ?
Slide 14 - Open question
Hoe werkt skimming?
A
Door het gebruik van een mobiele app.
B
Door het versturen van e-mails.
C
Door een apparaat op een betaalautomaat te plaatsen.
D
Via een online chatgesprek.
Slide 15 - Quiz
Wat is phishing?
A
Een vorm van internetfraude waarbij oplichters proberen om persoonlijke informatie te stelen.
B
Een virus dat computers beschermt tegen online bedreigingen.
C
Een methode om online aankopen te beveiligen.
D
Een veilige manier om persoonlijke gegevens te delen.
Slide 16 - Quiz
Hoe herken je een phishing e-mail?
A
Door alle e-mails van onbekende afzenders te blokkeren.
B
Door direct alle bijlagen te openen zonder na te denken.
C
Door blindelings te vertrouwen op de afzender van de e-mail.
D
Door te letten op spelfouten en verdachte links.
Slide 17 - Quiz
Wat is een creditcard?
A
Een creditcard is een gratis betaalmiddel.
B
Een creditcard is een vorm van contant geld.
C
Een creditcard is een betaalkaart voor aankopen.
D
Een creditcard is een soort identificatiebewijs.
Slide 18 - Quiz
Wat is een nadeel van een creditcard?
A
Een creditcard biedt garantie op alle aankopen.
B
Een creditcard heeft geen jaarlijkse kosten.
C
Bij gebruik van een creditcard betaal je rente.
D
Een creditcard is veiliger dan een pinpas.
Slide 19 - Quiz
Wat betekent geld lenen kost geld?
Slide 20 - Open question
Wat is een doorlopend krediet?
A
Een lening waarbij je afgeloste bedragen opnieuw kunt opnemen
B
Een lening voor zakelijke doeleinden
C
Een lening met vaste aflossingstermijnen
D
Een lening die alleen voor senioren beschikbaar is
Slide 21 - Quiz
Wat betekent 'rood staan' in het Nederlands?
A
Een positief banksaldo hebben
B
Een negatief banksaldo hebben
C
Geld lenen van de bank
D
Geld sparen op de bank
Slide 22 - Quiz
Wat betekent 'koop op afbetaling'?
A
Je koopt iets en betaalt met een cadeaubon.
B
Je koopt iets en betaalt in termijnen.
C
Je koopt iets en betaalt contant.
D
Je koopt iets en betaalt met een creditcard.
Slide 23 - Quiz
Wat is het doel van een incassobureau?
A
Het innen van onbetaalde rekeningen
B
Het repareren van auto's
C
Het organiseren van evenementen
D
Het ontwerpen van kleding
Slide 24 - Quiz
Einde les!
Slide 25 - Slide
More lessons like this
10 en 12 Mei Geld les 1 en 2
January 2023
- Lesson with
26 slides
Burgerschap
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
vrijdag 22-04-2022
April 2022
- Lesson with
22 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
Kies 2, Thema 7 Geld Les 1
August 2024
- Lesson with
22 slides
Burgerschap
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Kies 2, Thema 7 Geld Les 1
5 days ago
- Lesson with
22 slides
Burgerschap
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Burgerschap: Thema 7: Geld. Les 1: Inkomsten en uitgaven
September 2023
- Lesson with
18 slides
Burgerschap
MBO
Studiejaar 2
4.1 Hoe houd ik grip op geld?
August 2024
- Lesson with
21 slides
Burgerschap
MBO
Studiejaar 1
Burgerschap Thema 7: Geld Les 1: Inkomsten en uitgaven
June 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Speciaal Onderwijs
Leerroute 2
Les 1 - Inkomsten en uitgaven
June 2023
- Lesson with
14 slides
Burgerschap
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4