1 & 2 havo- bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Bijvoeglijk naamwoord

Schrijf bijvoeglijke naamwoorden op die passen bij het vorige plaatje

Rijtje 1

Rijtje 2

Gouden

Bijzondere

Kartonnen

Stoute

Grandioze 

Houten

Mooie

Plastic

Rode

Metalen

Lesdoel

- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

- Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord vinden in de zin.

Bijvoeglijk naamwoord

- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het znw staan.

Een stoere filmster

Het doosje is blauw.

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- zegt van welke stof iets (znw) gemaakt is.

Een gouden horloge

De plastic tas

Bijvoeglijk naamwoord

- kan een korte vorm (zonder -e) of lange vorm hebben (met een -e)
knap - knappe

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en

koperen, houten

- maar niet altijd!
aluminium, plastic

Vul in:
Het .... meisje (aardig)

Vul in:
Een .... meisje (aardig)

Bij een het-woord waar 'het' voor staat gebruik je de:

1. korte vorm
2. lange vorm

Bij een het-woord waar 'een' voor staat gebruik je de:

1. korte vorm
2. lange vorm

Vul in:
De .... basketballer (lang)

Vul in:
Een .... basketballer (lang)

Bij een de-woord gebruik je altijd de:

1. korte vorm
2. lange vorm

Bijvoeglijk naamwoord

- kent de 'trappen van vergelijking'

stellende trap: knap

vergrotende trap: knapper

overtreffende trap: knapst

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kent niet de trappen van vergelijking

De leerlingen uit 1Va zijn leergierig.

1. stellende trap
2. vergrotende trap
3. overtreffende trap

De jongens uit 1Va zijn het leergierigst.

1. stellende trap
2. vergrotende trap
3. overtreffende trap

De meiden uit 1Va zijn leergieriger dan de jongens.

1. stellende trap
2. vergrotende trap
3. overtreffende trap

Bijvoeglijk naamwoord

- kan gemaakt zijn van een werkwoord.

De gebroken kom

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kan niet gemaakt zijn van een werkwoord.

Het aluminium tennisracket

Gebakken broden

1. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Linnen broeken

1. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Gevouwen lakens

1. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Maak een foto (en licht je foto toe met tekst) met daarop:
- een zelfstandig naamwoord
- een lidwoord
- een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord