3.1 Wereld: Klimaten wereldwijd

Lesprogramma deze les:

  • Lesdoelen van § 3.1 &  begrippen
  • Uitleg intro van § 3.1 en aan de slag
  • Nakijken
  • Filmpje en opdracht
  • Bespreken
  • Afsluiting
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesprogramma deze les:

  • Lesdoelen van § 3.1 &  begrippen
  • Uitleg intro van § 3.1 en aan de slag
  • Nakijken
  • Filmpje en opdracht
  • Bespreken
  • Afsluiting

Slide 1 - Slide

Wat is de definitie van Klimaat?

Slide 2 - Open question

Weer

Slide 3 - Mind map

Weer

Toestand van de lucht op een bepaald moment op een bepaalde plaats.

Slide 4 - Slide

Klimaat

Het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

Slide 5 - Slide

Weer:

Klimaat:
Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en plaats.
Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar. 

Slide 6 - Slide

Mondiale klimaten

Slide 7 - Slide

H3 Klimaat

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Hoge breedte
Hoge breedte
Lage breedte

Slide 13 - Drag question

Klimaten op hoge breedte
Gematigd zeeklimaat
  • Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  • Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
  • Loofbossen

Landklimaat
  • Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
  • Naaldbossen

Slide 14 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Toendraklimaat
  • In de zomer niet warmer dan 10°C
  • Groeien géén bomen (te kort groeiseizoen).
  • Deel van de bodem ontdooit nooit (permafrost).

Poolklimaat
  • Altijd onder 0 °C.

Slide 15 - Slide

Kenmerken van de Köppen-klimaatgebieden
A: Tropisch klimaat
B: Droog klimaat
C: Gematigd klimaat
D: Landklimaat
E: Pool klimaat

Slide 16 - Slide

Klimaatsysteem van Köppen

Overzicht van het klimaatsysteem van Köppen.

kleine s = summer (droge periode)
kleine w = winter (droge periode)
kleine f = zonder droog seizoen

Slide 17 - Slide

Tropisch regenwoudklimaat 
  • Altijd gelijk of boven de 18 ºc gem
  • (Bijna) dagelijks regen 
  • Veel verdamping (benauwd) 
  • Geen seizoenen 
  • Biodiversiteit is groot 
  • Komt voor rondom de evenaar

Slide 18 - Slide

Savanneklimaat 
  • Altijd gelijk of boven de 18 ºc gem.
  • Droge en natte tijd
  • Genoeg neerslag voor bomen   maar te weinig voor bossen.

Slide 19 - Slide

Steppeklimaat 
  • Vaak hoge temperaturen 
  • Weinig neerslag (tussen   200 en 300 mm per jaar).
  • Geen bomen 
  • Grassen en struiken 
     Mensen leven vaak als   nomaden 

Slide 20 - Slide

Woestijnklimaat 
  • Vaak overdag erg heet. 
  • Extreem weinig neerslag ( minder    dan 200 mm per jaar).
  • Landschap bestaat uit rots en   zand. 
  • Geen tot nauwelijks begroeiing. 

Slide 21 - Slide

Gematigd zeeklimaat 
  • In de winter gelijk of meer dan -3      ºc gemiddeld.
  • Gelijkmatige neerslag over het   jaar.
  • Verschil tussen winter en zomertemperatuur niet groot. Ligt  dicht bij zeeën of oceanen. 
  • Vier seizoenen

Slide 22 - Slide

Landklimaat 
  • In de winter minder dan -3 ºc gem, maar in de zomer   hoge temperaturen.
  • Groot verschil tussen   zomer en   wintertemperatuur  
  • Kort groeiseizoen 

Slide 23 - Slide

Toendraklimaat (ET)
  • Zomertemperatuur tussen 0 en 10ºc 
  • Wintertemperatuur < 0º c
  • Permafrost 
  • In de zomer drassig 
  • Groeien geen bomen 

Slide 24 - Slide

Poolklimaat (EF) &
hooggebergteklimaat (EH)
  • Altijd onder de 0ºc
  • Geen vegetatie 
  • Veel regen door stuwingsregen bij een  hooggebergteklimaat.
Boven de 1500 meter = 
hooggebergteklimaat


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Klimaatgrafiek lezen
  • Rode lijn =  temperatuur
  • Blauwe staven = neerslag



gematigd zeeklimaat

Slide 27 - Slide