Vanaf 1602 begon de ...(1) veel winst te maken met handel in Oost-Indië. Ze konden zoveel geld verdienen dankzij de ...(2) die ze hier goedkoop konden inslaan en voor veel winst konden doorverkopen. Indonesië was van 1815 tot 1949 een ...(3) van Nederland. Nederlands-Indië zijn krijgsmacht heette ...(4) en bestond uit mensen uit Indonesië en Nederland. Tijdens de oorlog die ook wel ...(5) werden genoemd door de Nederlandse overheid, won Indonesië uiteindelijk in 1949 zijn vrijheid.