SEMANA 36 - REPASO

Objetivos
En esta clase...

1. ...repaso la materia del año (1 y) 2
2. ...hago una prueba diagnóstica

1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Objetivos
En esta clase...

1. ...repaso la materia del año (1 y) 2
2. ...hago una prueba diagnóstica

Slide 1 - Slide

SER

- tijd
Son las nueve de la mañana.
- eigenschappen
Vosotros sois simpáticos.
- beroepen
Yo soy profesora.
- afkomst
Rosa María es peruana.
Rosa María es de Perú.


ESTAR

- plaats
Los abuelos están en casa.
- gevoel
La alumna está nerviosa.
Hoy nosotros estamos alegres.
- tijdelijke eigenschappen
¡Qué moreno estás!

Slide 2 - Slide

Gustar

Slide 3 - Slide

Acties in de toekomst (futuro inmediato)
ir + a + infinitief

Voy a jugar al fútbol.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Acties in het verleden (presente perfecto)
haber + voltooid deelwoord

He jugado al fútbol.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Bezittelijke voornaamwoorden
enkelvoud
meervoud
mi libro
mis libros
tu  ...
tus   ...
su...
sus...
nuestro amigo
nuestra amiga
nuestros amigos
nuestras amigas

vuestro...
vuestra...
vuestros...
vuestras...
su...
sus...
Bezittelijk voornaamwoorden

Slide 8 - Slide

Mensen en dingen beschrijven
met bijvoeglijk naamwoorden
- Veel bijvoeglijk naamwoorden eindigen (woordenboek) op een -o en hebben 4 vormen: bonito, bonita, bonitos, bonitas (mooi)

- Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -e of op een medeklinker hebben maar 2 vormen: azul, azules (blauw)

Slide 9 - Slide

De gebiedende wijs
tú-vorm : 3e vorm van de t.t. (=hij/zij/u-vorm)
vosotros-vorm : hele ww - r + d 


onregelmatige
tú-vormen:

Slide 10 - Slide

verbos: querer, preferir, poder, saber, salir, volver, encontrar

Slide 11 - Slide

¿Qué hora es?
Hoe ging dit ook alweer?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Son las / Es la
Es la gebruik je van 1 t/m half 2. 

Daarbuiten gebruik je Son las.


Es la una.
Es la una y diez
Es la una y media.
Son las dos menos veinte.
Son las dos.
Son las tres y cuarto.

Slide 14 - Slide

Dagdelen
- Son las seis de la mañana. (6.00)
- Son las tres de la tarde. (15.00)
- Son las diez de la noche. (22.00)


12.00 = Es mediodía.
00.00 = Es medianoche.

Slide 15 - Slide

¡Manos a la obra!
Haz la prueba diagnóstica.

Slide 16 - Slide

Hoe goed beheers je de stof uit jaar 1 en 2? Geef jezelf een cijfer.
010

Slide 17 - Poll

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...corrigo mi prueba diagnóstica
2. ...repaso la materia más difícil
3. ...(repaso el vocabulario de Apúntate 1)

Slide 18 - Slide

Juego Spel
Para repasar el vocabulario, jugamos un juego. Om de woordenschat te herhalen, spelen we een spel. 


  1. Voorbereiding: Maak groepjes van 4 en vorm 2 teams. Schrijf per tweetal 10 Spaanse woorden op. Dus 20 per groepje/ Vouw de briefjes dubbel en leg alle briefjes in het midden. 
  2. Ronde 1: Beschrijf in dertig seconden zo veel mogelijk woorden. Je mag niet de vertaling geven. Ga net zolang door totdat alle briefjes gepakt en geraden zijn en tel dan de punten (1 briefje = 1 punt).
  3. Ronde 2: Doe hetzelfde als in ronde 1, maar nu ga je de woorden uitbeelden i.p.v. beschrijven.
  4. Ronde 3: Noem één Spaans woord waarmee je teamgenoot het woord op het briefje zou kunnen raden. Bijvoorbeeld: cortar > tijeras. Verder is ook deze ronde hetzelfde als ronde 1 en 2.

Slide 19 - Slide