trappen van vergelijking

DOEL

- je herkent het tegenwoordig deelwoord

-je herkent de diverse vormen van het bijvoeglijk naamwoord


trappen van vergelijking en als/dan

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

DOEL

- je herkent het tegenwoordig deelwoord

-je herkent de diverse vormen van het bijvoeglijk naamwoord


trappen van vergelijking en als/dan

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking


Slide 1 - Slide

Tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking  par 5.9 Talent

Slide 2 - Slide

Diverse vormen van het bijvnw
stoffelijk bijv nw - gouden/ linnen/ rieten
teg dw- niezend/verzorgend/bewegend
te + infinitief- te verrekenen/te versturen
volt dw- gehate/gezette/bestede

Slide 3 - Slide

trappen van vergelijking

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 5 - Slide

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 6 - Slide

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, boost, goeder, goedst
B
boos, boost, beste, best
C
boos, boost, beter, best
D
boos, boost, beter, goedst

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 10 - Slide

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 11 - Slide

DE FOUTJES
  1. Lisa is jonger als mij.
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 12 - Slide

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?


-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?

Als je het fijn vindt, hebben we nog 1x de uitleg in het volgende filmpje:

Slide 13 - Slide

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 14 - Quiz

Maak opdrachten 1 tm 8 van Talent, h5.9: tegw dw, bijvnw en 
de trappen van vergelijking

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

                                              



LEZEN

Slide 17 - Slide