This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Unit 6 - Animals
Welcome
telephone in your bag (switched off)
Slide 1 - Slide
Speaking
Taaldorp practice and groups forming
Slide 2 - Slide
Which is your favourite animal? Why
Slide 3 - Mind map
Discussion
Work with a classmate
opdracht 2
p. 47
Slide 4 - Slide
Lesson1: Reading
Scanning the text
p. 48
Wat denk je dat de tekst gaat over?
Hoe weet je dat?
Slide 5 - Slide
Reading
Safari Park Drama
p. 48
Answer exercise 3, 4 & 5
p. 49 - 50
timer
15:00
Slide 6 - Slide
Reading
Opdracht 5, p. 50
Apen kunnen op de auto klimmen en de auto beschadigen.
Je moet de dieren niet aanraken en niet voeren.
Je moet de deuren, ramen en het schuifdak van de auto dichtdoen, op de weg blijven en langzaam rijden.
Ja, want Burnside is een safaripark waar ook een gedeelte is met apen. In de tekst staat dat er veel waarschuwingsborden staan bij de ingang van het park. Alle regels zijn van toepassing op Burnside Safari Park.
Ze hebben zich aan de meeste regels gehouden. Ze waren alleen vergeten om de ramen en het schuifdak van de auto dicht te doen.
Slide 7 - Slide
Opdracht 6 & 7
p. 50 - 51
Compare your answers with your classmate
timer
10:00
Slide 8 - Slide
Grammar: Place and time
Slide 9 - Slide
Grammar: Place and time
Slide 10 - Slide
Grammar: Place and time
Expressions of time go at the end of a statement.
At the end of the sentence: Place before Time
NEVER put Place or Time between Verb and Object
I have in the kitchen breakfast
* Definite expressions of time can also go at the beginning of the sentence if they are not the main focus in the sentence. If you are in doubt – put it at the end of the sentence – it is more likely to be right.
Slide 11 - Slide
Grammar: Place and time
Which one comes first in a sentence, place or time?
Wat komt eerst in een zin, plaats of tijd?
Slide 12 - Slide
Grammar: Place and time
Practice
Opdracht 8 & 9
p.51 - 52
Slide 13 - Slide
www.englisch-hilfen.de
Slide 14 - Link
Grammar: 's / s'
Slide 15 - Slide
Grammar: 's / s'
Slide 16 - Slide
Grammar: 's / s'
Slide 17 - Slide
Grammar: 's or s'
Opdracht 9
p. 52
Slide 18 - Slide
Grammar: Prepositions
Een voorzetsel staat meestal vóór een groep zelfstandig naamwoorden.
bv;
He touched the dog on its head.
The fish is in the fish tank.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Prepositions: wat vertellen ze?
Time
at........................The frogs start croaking at 6 am every day.
before..................Remember to walk Nimble before you go out.
Plaats
above...................Fish don't do well above water.
at..........................I'll see you at the zoo tomorrow.
Richting
from......................This horse is from Ireland.
in..........................The dogs are in the garden.
Overig......................... for/ with/ of
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Grammar: Preposition
Opdracht 10 & 11
p. 52 - 53
Slide 24 - Slide
Grammar: Prepositions
Wat vertellen ze?
geef enkele voorbeelden van voorzetsels
Slide 25 - Slide
Grammar: Prepositions
Opdracht 10 & 11
p. 52 - 53
Slide 26 - Slide
Get started
Class discussions
Topic: Cats and Dogs
Reading
Topic: Dog Day Diaries
p. 56
Slide 27 - Slide
Opdracht 17 & 18
p. 57 - 58
Klaar! opdr 19
p. 58
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Hoe maak je vergelijkingen - p. 59
Om de vergrotende en overtreffende trap te maken zet je -er of -est achter het bijvoeglijk naamwoord:
Slide 31 - Slide
Hoe maak je vergelijkingen
Bij bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die niet eindigen op -le, -er, -ow, -y, en bij woorden van meer dan twee lettergrepen, zet je more en most voor de vergrotende en overtreffende trap. bv;