Theorie uit de les vwo

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Theorie
Hier vind je alle theorie uit de laatste les:
- Woordenschat tips
- Werkwoordspelling (roze)
- Hoofdletters (groen)
- Leestekens (geel)
- Samenstellingen (blauw)

Slide 2 - Slide

Woordenschat: tips
Zinnen maken:
1. Zorg dat je écht weet wat een woord betekent: 
is de uitleg uit het boek onduidelijk? Vraag het aan iemand uit je groepje, zoek op Google of zoek het woord op: www.synoniemen.net
2. Uit de zin moet blijken dat je weet wat het woord betekent: maak de zin dus lang genoeg!

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm
Dit is de vervoegde vorm van een werkwoord.
De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat een handeling is gebeurd of gedaan: Ik heb een nieuwe serie gekeken

Het voltooid deelwoord wordt gemaakt met:
- de hulpwoorden hebben, zijn, worden
- de prefixen: ge-, ver-, be-, ont- en her-

Slide 8 - Slide

Het voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord kan eindigen op -en, -d, -t
- Maak het voltooid deelwoord langer om te horen of je een -d of een -t schrijft
- Je kan hierbij ook 't sexy fokschaapje gebruiken

Slide 9 - Slide

Het onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is: Kijkend naar de nieuwe serie

Het onvoltooid deelwoord eindigt op:
 -nd(e)

Slide 10 - Slide

Hoofdletters

Slide 11 - Slide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

1. Aan het begin van een zin: Ik moet morgen vroeg opstaan
2. Als een zin met een apostrof (') begint, krijgt de eerste letter van het woord daarna de hoofdletter: 's Ochtends moet ik vroeg opstaan.

Slide 12 - Slide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?
3. Eigennamen: 
- personen: Jan Janssen, Piet van den Berg, meneer Van Dijk
- instituten: Voedingscentrum
- merken en bedrijven: Nike, MediaMarkt
- historische gebeurtenissen: de Tweede Wereldoorlog
- feestdagen: Kerstmis, Suikerfeest

Slide 13 - Slide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

4. Aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan: Rotterdam, Nederlands
5. Heilige namen: God, Allah
6. Titels: Alice in wonderland, Spijt!

Slide 14 - Slide

Wanneer schrijf je GEEN hoofdletter?

1. Bij maanden en dagen: januari, maandag
2. Bij windstreken: noordoosten
3. Bij historische tijdperken: oudheid, middeleeuwen
4. Bij woorden die afgeleid zijn van feestdagen: kerstvakantie

Slide 15 - Slide

Leestekens

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Samenstellingen

Slide 19 - Slide

Aaneenschrijven
- hoofdregel =
           } één persoon / dier / ding = één woord
           feestbeest, feestwinkel
           } dit geldt ook voor andere woorden dan zelfstandig                           naamwoorden: daarnaast, eraf
- Engelse leenwoorden
            bodyguard airbag



Slide 20 - Slide

Tussenklanken: -s
- als je een –s hoort:  lievelingskleur

- tweede deel begint met een s -> Vervang tweede deel ter controle:  kappersschaar – kappersopleiding

Slide 21 - Slide

Tussenklank: -er & -en
Tussenklank -en
- eerste deel samenstelling heeft een meervoud op –en:
stoelendans

Tussenklank -er
- eerste deel samenstelling heeft een meervoud op –eren:
 kalverliefde



Slide 22 - Slide

Tussenklank -e
- eerste deel samenstelling heeft een meervoud op
 –s (horloges) of - s & -n (groenten/groentes): 
 etalagepop,   secondewijzer
- eerste deel heeft geen meervoud / er bestaat er maar één van:
 aardewerk,   maneschijn
- versterkt een bijvoeglijk naamwoord:
 beresterk



Slide 23 - Slide

Samenstellingen met een koppelteken (-)

- klinkerbotsing: na-apen, zo-even
- combinatie titels en beroepen: singer-songwriter
- aardrijkskundige namen en samenstellingen: Zuid-Afrika

- afkortingen, letters, speciale tekens: x-as, 48+-kaas
- samenstellingen met hoofdletters: anti-Europees, on-Nederlands




Slide 24 - Slide

Samenstellingen met een koppelteken (-)
- na de voorvoegsels:
 adjunct, aspirant, assistent, bijna, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud, sint, substituut
 aspirant-lid, non-actief
- voor deze woorden:  -generaal, -president, -testamentair, -verbaal of -militair
minister-president, proces-verbaal

Slide 25 - Slide

Samenstellingen: cijfers
-  Getallen in letters schrijf je aan elkaar: zeventig, achttien
- na een getal in cijfers schrijf je een koppelteken: 22-jarige, 40-urige werkweek 

Let op!
Na duizend, na en voor miljoen & miljard komt een spatie: zes miljoen driehonderdduizend tien (=6.300.010)

Slide 26 - Slide

Extra oefenen

- Via www.cambiumned.nl
- Oefenbladen op Magister in de studiewijzer
- Test jezelf via de link in de studiewijzer


Slide 27 - Slide

Hoe kan je de woordjes leren?
- Via www.wrts.nl
- Via www.quizlet.com
- Flashcards

Slide 28 - Slide