This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
De secretaresse ..........elke dag duizenden mailtjes
A
verzend
B
verzent
C
verzendt
Slide 2 - Quiz
Het woord 'verzendt' hoort bij de hoofdpersoon van de zin. Net als bij 'hij loopt' wordt hier een t achter de ik-vorm gezet, waardoor dit woord eindigt op dt.
Zie ook de pagina d of dt.
Slide 3 - Slide
Je moet niet zo om de hete ........ heen draaien.
A
brei
B
brie
C
brij
Slide 4 - Quiz
Om de hete brij (heen) draaien = een moeilijke kwestie of iets waarnaar men sterk verlangt niet durven aanpakken.
Slide 5 - Slide
Het boekje had een tekening op elk ........ .
A
paginatje
B
pagina'tje
C
pagina-tje
D
paginaatje
Slide 6 - Quiz
Appels zijn gezonder ........ ze onbespoten zijn.
A
als
B
dan
Slide 7 - Quiz
wat is de wortel van 64?
A
128
B
6
C
8
D
32
Slide 8 - Quiz
Wat is 5 tot de macht 4?
A
20
B
25
C
225
D
625
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
25 vierkante kilometer is gelijk aan ..............vierkante hectometer