A1 - 4.2

Hoofdstuk 4
Paragraaf 2: de grote Oost-Japanse ramp.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Paragraaf 2: de grote Oost-Japanse ramp.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • hoe een tsunami ontstaat
  • waarom een tsunami pas gevaarlijk is als hij de kust bereikt
  • wat de gevolgen zijn van een tsunami
  • welke hulp nodig is na een tsunami



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Ontstaan aardbeving
  • Platen schuren langs elkaar, schieten weg --> gevolg = trilling (aardbeving).

  • Hypocentrum = waar aardbeving werkelijk begint. 
  • Epicentrum = waar aardbeving aan de aardkorst gevoeld wordt.

Slide 4 - Slide

de Schaal van Richter
  • = kracht van aardbeving meten.

  • Seismograaf.

  • Elk stapje omhoog = 10x zo zware aardbeving.

Slide 5 - Slide

Tsunami
  • aardbeving onder zee = zeebeving.

  •  Bij zeebeving beweegt/schokt de bodem
    --> ontstaan vloedgolven.

Slide 6 - Slide

Oost-Japan: 11 maart 2011
  • Superaardbeving (kracht van 9.0) door botsende platen voor de kust (130km). 

Slide 7 - Slide

Botsende platen --> een grote schok/beving op de zeebodem
--> ontstaan vloedgolven --> tsunami.

Slide 8 - Slide

Gevolgen tsunami
  • Binnen uur na beving > 10m hoge golf aan de kust. 
  • Ondiep water > golf remt af > achterste water haalt in > muur van water.
  • Gevolg = enorm veel schade en doden.

Slide 9 - Slide

Fukushima
  • gevolg tsunami > ontploffen kernreactor -->
    mensen evacueren (=onveilig gebied verlaten).

  • Radioactieve straling kwam vrij > erg slecht voor gezondheid.
  • Grond en water nog steeds besmet.

Slide 10 - Slide

Schade balans
  • 20.000 doden (nog duizenden vermist).
  •  honderden miljarden euro's schade.
  • Nog steeds geëvacueerde mensen in noodwoningen.

Slide 11 - Slide

Maken
Opdracht 1 t/m 5.

Slide 12 - Slide