Kapitel 2 16-2-2022

der Unterrichtplan
* Rückblick ( modale hulpww. in de tegenwoordige tijd)
* Prüfung einplanen
* Hausaufgaben; Lektion 4; Aufg. 9,10, 11, 12 und 13  L5 Aufg. 1 bis einschl. 8 kontrollieren
* zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
 









 




1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

der Unterrichtplan
* Rückblick ( modale hulpww. in de tegenwoordige tijd)
* Prüfung einplanen
* Hausaufgaben; Lektion 4; Aufg. 9,10, 11, 12 und 13  L5 Aufg. 1 bis einschl. 8 kontrollieren
* zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
 









 




Slide 1 - Slide

das Lernziele


- du kannst die Merkmale der Modalverben nennen. 
- ku kannst die Bedeutung der Modalverben geben.
- du kannst das Substantiv durch ein Personalpronomen ersetzen.




Slide 2 - Slide

Vervoeg het ww. müssen
ich.........

Slide 3 - Open question

Vervoeg het ww. wissen
er/sie/es ...............

Slide 4 - Open question

Vervoeg het ww. wollen
du ...............

Slide 5 - Open question

Vervoeg het ww. können
ihr.................

Slide 6 - Open question

Vervoeg het ww. dürfen
du .......................

Slide 7 - Open question

Lektion 4; Aufg. 9,10, 11, 12 und 13 L5 Aufg. 1 bis einschl. 8 kontrollieren

Slide 8 - Slide

Modalverben

Slide 9 - Slide

De betekenis van de modale werkwoorden:

dürfen = mogen/ toestemming hebben
können = kunnen
mögen = mogen, houden van, aardig vinden, lusten
müssen = moeten ( noodzaak, kan niet anders)
sollen = moeten ( wil van een ander, advies, twijfel)
wollen = willen 
wissen = weten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

die Modalverben

Slide 12 - Slide

de =  der (m)  -->  er   Der Mann ist nett --> Er ist nett.

de =  die ( v)    --> sie  Die Frau ist krank --> Sie ist krank.

het = das (o)   --> es    Das Baby weint    --> Es weint. 

de = die (mv) --> sie   Die Kinder spielen Tennis. 
                                        Sie spielen Tennis. 
                                 

Slide 13 - Slide

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Die Frau ist nett. ........ hilft mir immer.

Slide 14 - Open question

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Das Baby ist traurig ( = verdrietig). ......... weint.

Slide 15 - Open question

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Julia und Tom lachen. .............lachen.

Slide 16 - Open question

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Der Junge spielt. ........spielt Fußball.

Slide 17 - Open question

Arbeitet selbstständig an den Aufgaben: L5 Aufg. 9 bis einschl. 12

L6 Aufg. 1 bis einschl. 5

 

Slide 18 - Slide

Hausaufgaben:  L5 Aufg. 9 bis einschl.12

L6 Aufg. 1 bis einschl. 5
Oefentoets maken./ nakijken

Slide 19 - Slide