Oefenen met persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Persoonlijke voornaamwoorden 

Naamvallen

Voorzetsels

Pers vnw/naamval/voorzetsels

Wat weet je nog uit de vorige lessen:

Dit mag van alles zijn:

Misschien weet je een rijtje van het persoonlijk voornaamwoord, een rijtje voorzetsels of misschien kan je al wat vertellen over de toepassing!

Wanneer is er een verandering?

Als de functie van het persoonlijk voornaamwoord verandert:

Ich langweile mich! Langweilst du dich auch? Dann langweilen wir uns alle!

Als het achter een voorzetsel staat, dat eigenlijk alles bepaalt:

Für ihn dauert es immer zu lange!

Mit ihm kann ich Pferde stehlen.

Auf ihn kann ich zählen.

Pak het schema er bij... 

"Ich mir mich" Wat is de naamval/functie van mich? Klopt dit in de eerste voorbeeld zin?

Klopt dit ook bij "wir"?

Hoe vertaal je ihn?

Wat is de functie in de zin?

Eerst leren...dan toepassen!

Hallo, wie heißt .... (jij)?

1. du
2. dir
3. dich
4. ich

Vertaling: Hoe heet jij?

du = jij

dir/dich =jou

òf: wie of wat heet? antw: jij heet

Ich habe ... [jou] gestern noch in der Stadt gesehen!

1. du
2. dir
3. dich
4. mich

Vertaal: jou = dir of dich

Ontleed: 

aan jou/ voor jou: kan niet

wat/wie heb ik gezien? jou = LV

Was schenkst du .... [hun] zu Weihnachten?

1. ihr
2. euch
3. ihnen
4. ihm

aan hun =MV 

Ich habe [jullie] natürlich auch eingeladen.

1. ihr
2. euch
3. ihnen
4. Ihnen

Wie/Wat heb ik uitgenodigd?

Jullie= LV

Ich habe es [hem] gestern gesagt.

1. ihm
2. er
3. ihn
4. ihr

Hast du noch [met haar] darüber gesprochen?

1. mit ihr
2. mit sie

Ich habe nichts mehr [van hen] gehört.

1. von euch
2. von ihnen
3. von sie
4. von ihr

Soll ich heute abend [naar jou] kommen?

1. zu mir
2. zu dir
3. zu du
4. zu dich

Ich habe immer alles [voor jou] gemacht!

1. für du
2. für dir
3. für dich
4. für Frau Prins

[op jou] kann ich mich immer verlassen!

1. auf dich
2. auf dir
3. auf ihn
4. auf sie

In der Wohnung [onder mij] wohnt mein Opa.

1. unter mich
2. unter mir
3. unter ich
4. unter uns

Wir streiten immer, aber [aan mij] liegt es nicht.

1. an mich
2. an dir
3. an ich
4. an mir

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden uit mijn hoofd

😒🙁😐🙂😃

Ik begrijp dat ik de zin moet ontleden om het juiste pers.vnw. toe te passen

😒🙁😐🙂😃

Ik begrijp dat een voorzetsel de naamval bepaalt

😒🙁😐🙂😃

Ik ken de voorzetsels al uit mijn hoofd, waarna een 3de of 4de naamval volgt

😒🙁😐🙂😃