B2E past continous

De past continous
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De past continous

Slide 1 - Slide

De past continous
Jullie hebben eerder de present continous gehad.
-Wanneer gebruik je deze?
-Hoe wordt deze gevormd?

Slide 2 - Slide

Present continuous
De present continous gebruiken we voor dingen die op dit moment gaande zijn. 
We maken de present continous op deze manier: 
am / is / are +verb+ ing-vorm 
BV. I am eating an apple. 

Slide 3 - Slide

Past continuous
De present continous gebruiken we voor dingen die in het verleden gaande waren 
We maken de past continous op deze manier: 
was/were+ ing-vorm 
BV. I was eating an apple. 

Slide 4 - Slide

Past Continous
use
Events that took place in the past, but lasted some time. The duration of the event is important​
signal words
when, while
how?
was/were + verb+ing (He was playing...)

Slide 5 - Slide

Past continous
When/while zijn signaalwoorden van de past continous
While gebruik je om twee continous acties aan elkaar te linken die op hetzelfde moment gebeuren: 
'Tom and Mary were doing their homework while Mum was cooking the dinner.'



Slide 6 - Slide

Past continous
When gebruik je om een korte en een lange actie aan elkaar te linken:
Tim was doing his homework when Mum came home.
(de lange actie staat in de past continous continous, de korte actie is past simple simple)

Slide 7 - Slide

The past simple
-Wanneer gebruik je deze?
-Hoe wordt deze gevormd?

Slide 8 - Slide

The past simple
Je gebruikt de past simple als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Je gebruikt voor alle personen dezelfde vorm: het hele werkwoord + ed.

Talk - Talked
Play - Played
Work - Worked
Vaak is er in de zin ook sprake van een tijdsbepaling zoals: last year, when, yesterday.


Slide 9 - Slide

The present perfect
-Wanneer gebruik je deze?
-Hoe wordt deze gevormd?

Slide 10 - Slide

The present perfect
Je gebruikt de present perfect als iets in het verleden begonnen is en nog niet voorbij is. Ook gebruik je de present perfect als het resultaat nu nog merkbaar is. Hij wordt gevormd met have/has + voltooid deelwoord.


Vaak staat in de zin for, since, yet, never, ever of just.


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Van welke tense is er sprake bij de volgende zin?
We were watching televison.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 13 - Quiz

Van welke tense is er sprake bij de volgende zin?
He scored a hattrick yesterday.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 14 - Quiz

Van welke tense is er sprake bij de volgende zin?
We have had the same car for ten years.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 15 - Quiz

Van welke tense is er sprake in de volgende zin?
My camera fell overboard.
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 16 - Quiz

Van welke tense is er sprake in de volgende zin? The discovery had caused great excitement
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 17 - Quiz

Van welke tense is er sprake in de volgende zin? While I was watching television, Mum was doing the dishes
A
Past simple
B
Past continous
C
Present perfect

Slide 18 - Quiz