passé composé/ Presenter

Passé composé/Présent
voltooide- en tegenwoordige tijd
+
woorden/zinnen voca2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Passé composé/Présent
voltooide- en tegenwoordige tijd
+
woorden/zinnen voca2

Slide 1 - Slide

wat kun je na de les?
- Je kunt werkwoorden vervoegen in de voltooide en tegenwoordige tijd
- je kent de woorden van voca2 beter
- zinnen vertalen naar het Frans
🤠

Slide 2 - Slide

woorden+zinnen voca 2

Slide 3 - Slide

Je déteste les (kledingstuk).. de ma soeur

Slide 4 - Open question

geef het juiste woord:
(voca2)


geef de juiste betekenis
(voca2)

Slide 5 - Open question

sinon
A
meteen
B
enkele
C
nog
D
anders

Slide 6 - Quiz

heb je een huisdier?
(vertaal)

Slide 7 - Open question

wat is geen dier?
A
le poule
B
l'oiseau
C
l'ecran
D
le lapin

Slide 8 - Quiz

Mijn Vis heet willem en hij is vervelend
(vertaal)

Slide 9 - Open question

Qu'est-ce que ils aiment faire?

Slide 10 - Open question

comment
tu
trouvé
as
le rendez-vous

Slide 11 - Drag question

het uitzicht

Slide 12 - Open question

Nee, ik woon in een flat in Parijs.

Slide 13 - Open question

waarom ben jij in je garage?
(vertaal)

Slide 14 - Open question

Passé composé
Om te vertellen wat je heb gedaan (vdt)
vorm van avoir + vdw stam (ww-er) +é
tu as parlé
'as' is hier een vorm van avoir
'parlé' is het voltooid deelwoord

Slide 15 - Slide

oefeningen
passé composé en présents --->

Slide 16 - Slide

(passé composé)
elle .. (tv kijken)

Slide 17 - Open question

u stopt
A
vous arrêtez
B
on a arrêté
C
vous avez arrêté
D
on arrêtons

Slide 18 - Quiz

(passé composé)
nous (doorbrengen)

Slide 19 - Open question

wij hebben met jouw ouders gepraat.
(vertaal)

Slide 20 - Open question

(présents)
il (geeft)

Slide 21 - Open question

wij hebben gehad

Slide 22 - Open question

mes copine et frère (houden van).. l'hôtel
(passé composé)

Slide 23 - Open question

Mijn broer heeft in een kasteel gewerkt (vertaal)

Slide 24 - Open question

ik ben met mijn familie naar het strand geweest. (vertaal)

Slide 25 - Open question