1MH-3.3.Dieren

3.3. Dieren
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3. Dieren

Slide 1 - Slide

Zijn mensen tweezijdig symmetrisch, veelzijdig symmetrisch of niet symmetrisch?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 2 - Quiz


Is dit diertje niet-symmetrisch, tweezijdig symmetrisch of veelzijdig symmetrisch?
A
Niet-symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch

Slide 3 - Quiz

Een zeester is tweezijdig symmetrisch
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Een slak heeft een inwendig skelet
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Een spin heeft een inwendig skelet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat betekent inwendig skelet?
A
het skelet aan de buitenkant van het lichaam van een dier
B
voorwerpen (of dieren) die je op meerdere manieren in gelijke helften kunt verdelen
C
het skelet aan de binnenkant van het lichaam van een dier
D
een schema waarmee je dieren kunt indelen in steeds kleinere groepen

Slide 7 - Quiz

Afdelingen met een inwendig skelet zijn
A
stekelhuidigen en gewervelden
B
weekdieren en gewervelden
C
geleedpotigen en gewervelden
D
stekelhuidigen en geleedpotigen

Slide 8 - Quiz

Een sponsdier is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 9 - Quiz

In welke groep zit de kwal?
A
Sponsdier
B
Weekdier
C
Neteldier

Slide 10 - Quiz

Wat is een stam?
A
dieren
B
bacteriën
C
gewervelden
D
naaktzadigen

Slide 11 - Quiz

Geleedpotigen zijn een stam van de dieren
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

De stam gewervelden kenmerken zich door:
A
Tweezijdige symmetrie, inwendig skelet met een wervelkolom.
B
Veelzijdige symmetrie, geen skelet
C
Het behoren tot het rijk van de dieren
D
Het hebben van een celwand

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide