This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Zorgplan 2 oefentoets
Slide 1 - Slide
De methodische cylcus bestaat uit hoeveel stappen?
A
5
B
6
C
7
D
4
Slide 2 - Quiz
Een zorgprobleem is het verschil tussen zelfzorgsituatie en het het probleem
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Een doel beschrijft.......
A
de wens van de zorgvrager
B
het probleem van de zorgvrager
C
wat je met verleende zorg wil bereiken
D
hoe je problemen oplost
Slide 4 - Quiz
Welk onderdeel van de SMART mist: Mw. X wast iedere ochtend zelfstandig haar bovenlichaam
A
Specifiek
B
Meetbaar
C
Realistisch
D
Tijdsgebonden
Slide 5 - Quiz
De zorgvrager mag bij de zorgplanbespreking aanwezig zijn
A
waar
B
niet waar
C
soms
Slide 6 - Quiz
Je organiseert een zorgplanbespreking. Wanneer vraag je aan een zorgvrager wat hij van de zorgdoelen vindt?
A
vóór de bespreking
B
na de bespreking
C
Vóór en na de bespreking
D
Vóór en tijdens de bespreking
Slide 7 - Quiz
Als verzorgende doe je wat er in het zorgplan staat, deze pas je niet aan
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat is waar over andere disciplines
A
ze kunnen zorgdoelen wijzigen
B
ze kunnen zorgactiviteiten wijzigen
C
ze bepalen wat de verzorgende doet
D
alle stellingen zijn waar
Slide 9 - Quiz
Wat is een voorbeeld van indirecte zorgactiviteiten?
A
medicatie verstrekken
B
voorraad bijvullen
C
eten opdienen
D
bed opmaken
Slide 10 - Quiz
Directe zorgactiviteiten zijn voor individuele zorgvragers
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Plannen van zorgactiviteiten is de weg van de gewenste situatie naar de huidige situatie
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat zijn de aspecten van een zorgactiviteit
A
Hoe, Wat, Waar, Wanneer
B
Hoe, Wat, Wie, Waarom
C
Hoe, Wat, Wie, Wanneer
D
Hoe, Wat, Waar, Waarom
Slide 13 - Quiz
Als verzorgende moet je prioriteiten stellen, wat is dit?
A
een planning maken voor de zorgactiviteiten
B
taken verdelen met collega's
C
voorrang geven aan zorgactiviteiten
D
andere mensen aansturen
Slide 14 - Quiz
Wat is niet waar over zorgdoelen:
A
Deze worden dagelijks geformuleerd
B
Deze formuleer je met je zorgvrager
C
Doelen worden vastgelegd in het zorgdossier
D
je voert zorgactiviteiten uit om zorgdoelen te bereiken
Slide 15 - Quiz
Het opnemen van nieuwe informatie via je zintuigen (horen, zien, ruiken, proeven, voelen) heet:
A
observeren
B
waarnemen
C
signaleren
D
rapporteren
Slide 16 - Quiz
Het vastleggen van geboden zorg en zorgactiviteiten heet:
A
observeren
B
waarnemen
C
signaleren
D
rapporteren
Slide 17 - Quiz
Het gericht waarnemen heet:
A
observeren
B
waarnemen
C
signaleren
D
rapporteren
Slide 18 - Quiz
Vanmorgen tijdens het douchen heb ik een blauwe plek gezien boven de linkerknie van Teun. Waarschijnlijk komt dit doordat zijn moeder hem soms te hard aanpakt. Dit laatste is....
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 19 - Quiz
Gesloten vraag
Open vraag
Waarom vond u het dagje uit vorige week zo leuk?
Begrijpt u hoe u uw insuline moet injecteren?
Vond u de koffie vanochtend lekker?
Wat had er anders gemoeten tijdens uw revalidatie?
Slide 20 - Drag question
Als je kijkt naar het cijfer van je toets is dit
A
productevaluatie
B
procesevaluatie
Slide 21 - Quiz
De fysiotherapeut is al 3 weken niet geweest bij mevrouw Wind, dit is een product evaluatie
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Mevrouw Wind kan zich zelfstandig wassen aan de wastafel, dit is een product evaluatie
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Wat is het doel van evalueren?
A
Controleren of iedereen zijn werk doet
B
dat een zorgvrager met ontslag kan
C
salaris verhoging
D
kwaliteitsverbetering
Slide 24 - Quiz
Welke vier fasen onderscheid je achtereenvolgens in een evaluatiegesprek?