Mondelinge overlevering werd in de loop der tijd minder belangrijk, toen er bij verschillende volkeren een ‘schrift’ (een geschreven taal) tot ontwikkeling was gekomen. Hierdoor had men ook een andere manier om iets door te geven., namelijk door schriftelijke overlevering.
Ook de Israëlieten hebben de verhalen over hun afkomst, hun geloof en hun God eerst mondeling overgeleverd. Vanaf ongeveer 1000 v.Chr. werden de verhalen en andere teksten opgeschreven. Eerst schreef men op boekrollen, later werden er ook boeken gemaakt zoals wij die nu kennen. Die boeken met oude verhalen, aangevuld met liederen, gebeden, wetten en voorschriften, werden door de mensen zo belangrijk gevonden, dat ze na verloop van tijd beschouwd werden als heilige boeken.
De heilige boeken van de joden zijn op schrift gezet tussen 1000 en 100 voor Chr. De oudste verhalen gaan over de schepping, over de voorouders van de Israëlieten (Abraham, Isaak en Jakob) en over koningen en profeten. In de christelijke Bijbel komen deze joodse heilige boeken ook voor. Ze vormen het eerste deel van de Bijbel, dat het Oude Testament (O.T.) wordt genoemd.