This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Pak jouw textbook!
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
- What did you do the previous lesson?
- Grammar 11 recap!
- End of lesson
Slide 2 - Slide
What did you do the previous lesson?
Slide 3 - Mind map
We gaan weer praten over de present simple tegenover de present continuous.
Slide 4 - Slide
Go to page seventy-nine in your textbooks, please!
Slide 5 - Slide
Vertaal 'present simple' naar het Nederlands
Slide 6 - Mind map
Wanneer gebruik ik de present simple?
Slide 7 - Open question
Hoe vorm ik de present simple?
Slide 8 - Open question
Wat zijn de signaalwoorden van de present simple?
Slide 9 - Mind map
Present simple
De present simple(tegenwoordige tijd) wordt gebruik voor feiten ('gras is groen'), gewoonten ('ik draag altijd een helm op werk') of regelmatige gebeurtenissen ('we worden vaak rond zes uur wakker voor de krantenwijk')
1. feiten
2. gewoonten
3. regelmatige gebeurtenissen
Slide 10 - Slide
Present simple
De present simple heeft signaalwoorden. Wanneer deze woorden in de zin staan gebruik je ALTIJD de present simple:
Always, never, often, usually, sometimes, every day/week/month/year
Slide 11 - Slide
Present simple
De present simple wordt SIMPEL gevormd: het hele werkwoord. Bij de he/she/it regel komt er een -S achter dat werkwoord.
I sit - He sits
I walk - She walks
Slide 12 - Slide
Vertaal 'present continuous' naar het Nederlands
Slide 13 - Mind map
Wanneer gebruik ik de present continuous?
Slide 14 - Open question
Hoe vorm ik de present continuous?
Slide 15 - Open question
Wat zijn de signaalwoorden van de present continuous?
Slide 16 - Mind map
Present continuous
De present continuous (tegenwoordige tijd in duurvorm)wordt gebruik om te zeggen dat iets op het moment van spreken nu nog bezig is. Ook geef je met deze tijd irritatie aan.
1. Iets is nu bezig
2. Irritatie
Slide 17 - Slide
Present continuous
De present continuous heeft signaalwoorden. Wanneer deze woorden in de zin staan gebruik je ALTIJD de present continuous:
now, at the moment, look!, as we speak
Slide 18 - Slide
Present continuous
De present continuous vorm je met am/are/is + werkwoord met ing aan het einde
I am sitting
He is walking
We are dancing (dance: ww dat eindigt op -e)
They are eating
Slide 19 - Slide
Present simple vs present continuous
Present simple Present continuous
Simpel! (run, sleep, eat) Am/are/is + ww + ing
Feiten en gewoontes Iets is nu bezig
Always, never, often, sometimes Now, at the moment, look!, right now