3HV Unité 4 - voca 1,2,4 en bijv nw en bijwoorden - formatief

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Unité 4 

3HV

Le programme du 11 avril

1. Vertalen: woordjes uit 4.1-4.2 en 4.4

2. Luisteren: 14

3. Uitleg: bijvoeglijk naamw + bijwoord

4. (Af)maken: 16abcde +18/20

5. Huiswerk

Aan het eind van deze les...

• ken jij een aantal woordjes die te maken hebben met (gevaarlijke) sporten
  
• begrijp jij hoe je het bijwoord in het Frans maakt
  

Wat zie je? Hierna komen een aantal vragen over de woordjes

Tomber

1. verdelen
2. waarschuwen
3. vallen
4. opstijgen

1. sauter
2. le casse-cou
3. le tir à l'arc
4. le sport de combat

l'atterrissage (m)

1. de landing
2. het wiel
3. de race
4. de bodem, de grond

springen

1. glisser
2. grimper
3. voler
4. sauter

1. le cascadeur
2. probablement
3. la natation
4. le métier

1. le casse-cou
2. le sport de combat
3. le tir à l'arc
4. le feu

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord
vertaling: de kleine jongen

1. Le petit garçon
2. Le petite garçon
3. Le petits garçon
4. Le petites garçon

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord:
Vertaling: de onbekende actrice.

1. L'actrice inconnu
2. L'actrice inconnue
3. L'actrice inconnus
4. l'actrice inconnues

Rappel: Onregelmatige vormen van het bijwoord

Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vorm voor het bijwoord:

Bijv.Nw                - Bijwoord                                  - Vertaling bijwoord

bon                           bien                                                goed, lekker

meilleur                  mieux                                             beter, lekkerder

mauvais                  mal                                                  slecht

gentil                       gentiment                                    aardig, vriendelijk

long                          longtemps/longuement        lang

rapide                      vite/ rapidement                        snel

Waar zegt het bijwoord iets over?

1. hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
2. hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
3. lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
4. persoonlijk voornaamwoord, werkwoord

Maak van "vrai" een bijwoord.

1. vraiment
2. vrai
3. vraiement
4. vraisement

Maak van "terrible" een bijwoord.

1. terrible
2. terribles
3. terriblement
4. terriblemant

Maak van absolu een bijwoord

1. absolument
2. absoluement
3. absolutement

Sleep de woorden naar de goede plek!

goed

slecht

beter

mal

bon

mieux

meilleur

bien

mauvais

Bijwoord van:
mauvais

1. mauvaisement
2. mauvaisment
3. maul
4. mal

Bijwoord van:
meillleur

1. meilleurement
2. bon
3. meilleures
4. mieux

Hoe goed ken je de woordjes?

😒🙁😐🙂😃

Hoe goed snap jij het bijwoord?

😒🙁😐🙂😃

Vendredi 4 juin - Le programme

• De luistertoets
• Planning
• Rollenspel Au restaurant