HA5 Woche 7

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Was weißt du noch?

Slide 2 - Slide

Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Die perfekte Bewerbung (30 Min.)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Bewerbung

Slide 6 - Slide

Basis stappenplan ABCD-vragen
Zet in de juiste volgorde
  1. Lees de tekst, streep signaalwoorden en : aan.
  2.  Bekijk eerst alles wat opvalt: titel, plaatje, vetgedrukte tussenkopjes en inleiding
  3. Hoe vaak komt ’t antwoord voor? Kloppen alle elementen? Past ’t in de grote lijn? Wat is de kern van de tekst?
  4. Pindakaas antwoorden eruit!
  5.  Lees de vraag en streep in de tekst om welke alinea’s of zin het gaat. Wat willen ze weten? Wat voor een soort vraag is het? Lees de vraag goed.

Slide 7 - Slide

Stappenplan ABCD-vragen
1. Bekijk eerst alles wat opvalt: titel, plaatje, vetgedrukte tussenkopjes en inleiding
2. Lees de vraag en streep in de tekst om welke alinea’s of zin het gaat. Wat willen ze weten? Wat voor een soort vraag is het? Lees de vraag goed.
3. Lees de tekst, streep signaalwoorden en : aan.
4. Pindakaas antwoorden eruit!
5. Hoe vaak komt ’t antwoord voor? Kloppen alle elementen? Past ’t in de grote lijn? Wat is de kern van de tekst?

Slide 8 - Slide

Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Signaalwoorden (15 Min.)
Veelvoorkomende vragen (15 Min.)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

signaalwoorden

daarentegen
maar (ontkenning)
in plaats van
toch
tegelijkertijd
bijvoorbeeld
wanneer, als

daardoor
daarom
zelfs
echter
toch al
nauwelijks
per slot van rekening
bovendien
zodat
misschien


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

übersetze 
Was beabsichtigt er damit? 
Diese Behauptung bezieht sich auf... 
Was kann man durch... ersetzen
Was bezweckt er damit? 
Was geht aus.... hervor
Was zeigt der 2. Absatz? 


Slide 14 - Slide

übersetze 
Was beabsichtigt er damit? bedoelen
Diese Behauptung bezieht sich auf... betrekking hebben op
Was kann man durch... ersetzen? vervangen
Was bezweckt er damit? bedoelen
Was geht aus.... hervor? blijken
Was zeigt der 2. Absatz? aantonen


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Lesen: K10 Text IV (S. 210)

Slide 17 - Slide

Was weißt du noch?

Slide 18 - Slide